m
li
l!
JJilr
li
JU v
JN
LI: -.lil:
:i.xe:u
-21-
ïionderd wedstrijden, Bij een prijs van 425?-- komt men dan op minder dan 20
cent per wedstrijd per speler» Als nu de Z.A.C, om wille van bepaalde tenden
sen meent een halve competitie te moeten spelen, hetgeen hij uit de perspu
blicaties heeft moeten opmaken, in afwijking van andere jaren, dan maakt men
hst vöoït zich onnodig duurder per wedstrijd.
Spreker gelooft dat zijn bemiddeling ondanks alles een werkelijk positief
resultaat heeft gehad, namelijk dat de Z.A.C. kan doorgaan, hetgeen men in de
pers heeft kunnen lezen.
Het bestuur van de Z.A.C. vraagt meer medewerking van de zijdevandsstichting
oportpark en van het gemeentebestuur, maar spreker meent toch te moeten op
merken, dat de wijze waarop een en ander in de publiciteit is gebracht,
geen goede start is om een grotere medewerking in de toekomst te verkrijgen.
De heer VERPAALEH dankt de Wethouder voor zijn uiteenzetting. Hij betreurt
heb dat het bestuur van de Z.A.C, nogal vrij lang heeft moeten wachten op
de uiteindelijke wetenschap hoe duui et moet zijn. Aan de andere zijde ge
looft hij dat ae financiële gevolgen welke de Wethouder berekend heeft op
20 cent per persoon en per wedstrijd van zdrigeringe omvang zijn, dat men hier
op niet verder behoeft in te gaan.
De heer DIJPELS hoort de Wethouder zeggen, dat deze dingen niet bevorderlijk
zijn voor een goede samenwerking in de toekomst. Dat is toch geen stijl meent
hij
De heer van HEIJST zegt geen vooroordeel tegen de Z.A.C. te hebben. Hij is
deze mensen bijzonder menselijk tegemoet getreden. Hij heeft helemaal geen
vooroordeel; hij betreurt wel de wijze waarop het bestuur een en ander in
de publioi uGj. o heeft gebracht,
De heer HIJPELS merkt op dat de Wethouder zeer duidelijk gezegd heeft dat dit
geen goede basis vormt.
De heer van HEIJST deelt mede te hebben gezegd dat dit geen goede start is
om meer medewerking in de toekomst te verkrijgen. Men kan dat echter in de
toekomst best inhalen»
De interpellatie van de heer Verpaalen wordt hiermee gesloten,waarna de
interpellatie van de heer Verschuren aan de orde komt.
De heer VERSCHUREN zegt dat, als de fractie van de K.S.P, opnieuw de kwestie
van de heer Bierbooms aan de orde stelt, dit komt, omdat er hij hen een ge
voel van onbehagen heerst ten aanzien van de voorlichting aan de Raad door
het College van Burgemeester en Wethouders.
Reeds de heer Berger heeft er in de vorige vergadering op gewezen dat de
historie van deze onverkwikkelijke zaak niet zonder meer uit het ter inzage
gelegde dossier is te lezen. De Wethouder wees -s-rop, dat hij in het archief
van degemeente geen brieven over deze zaak heeft kunnen vinden, die verder
teruggingen dan 1955» "Men kan zich indenken", zegt spreker, "dat zij zich
afvragen waar die andere brieven dan gebleven zijn, temeer omdat juist uit
deze brieven blijkt, dat de zaak toch wel heel anders ligt dan zij in de
laatste vergadering werd voorgesteld" Men wil het namelijk doen voorkomen of
de heer Bierbooms zich in feite aan het Wijngaardpleintje heeft opgehangen,
De Jethouder zegt "Het staat duidelijk in de notulen, dat de heer Bier
booms steeds maar op dit pleintje terugkomt" "Jammer", zegt sprekei", "dat
wij, nu we de stukken in lun geheel voor ons hebben, tot de conclusie moeten
komen, dat niet de heer Bierbooms heeft gevraagd om het Wijngaardpleintje,
maar zonder meer is gedwongen het Wijngaardpleintje als enig mogelijke basis
te aanvaarden" Alle andere door hem genoemde punten zijn zonder meer, althans
zonder enige behoorlijke motivering, afgewezen. Waarom vraagt hij zich
af, temeer als men ziet dat juist op die andere punten of in ieder geval
in de buurt ervan andere pompstations wel zijn verrezen en als hij goed is
ingelicht aan de firma Govers reeds toezeggingen werden gedaan voor de rond
weg, ^een plaats waar de heer Bierbooms geen kans heeft gekregen, maar in wer
kelijkheid het eerst reoht op heeft.
De geschiedenis van het geval Bierbooms is reeds eerder een lijdensweg ge
noemd, Spreker aarzelt niet om erop te wijzen, dat deze lijdensweg ontstaan
is door een willekeurig beleid, dat slechts oog heeft gehad voor belangen
die zij wel kunnen bevroeden, maar waarover hij zich helaas niet kan uit
laten, omdat hij niet het verwijt op zich wil laden iets te zeggen, dat hij
niet kan bewijzen.
Wat hij echter wel kan bewijzen en wat voor degene die gewend is met open
oor te 'luisteren genoog te zeggen heeft, is het volgende
In een schri jven van IA november 1952 vraagt de heer Bierbooms nacvrde moge
lijkheid een benzine-station te mogen openen langs de rondweg of een van
de uitvalswegen. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders op deze brief
is negatief. Op 26 september 1955 volgt er een hernieuwd verzoek van de heer
lil. Hf
li
'Xu'
-X--
,;1-X
:rx-x
X 21 - 7X -M
XX' X X