f -28- zitter heeft reedB medegedeeld dat in de politieverordening wordt "bepaald dat men verplicht is sneeuw te ruimen, Er zijn verschillende processen-ver-, "baal gemaakt, misschien toevallig niet "bij de "buurman van de heer van Doorn, Door de heer Gorrissen is een lans gebroken voor de mensen die onder bij- zonder moeilijke omstandigheden hun werk moesten verrichten. Daaraan heeft spreker niets toe te voegen. Ook heeft de heer Gorrissen er op gewezen dat in andere plaatsen lang en breed is gesproken over het sneeuwruimen. Men heeft overal in moeilijke omstandigheden verkeet^ men heeft de grote banen sneeuwvrij gemaakt en dat is ten koste gegaan van de zijstraten. Daar de vraag gesteld is waarom niet op militairen een beroep is gedaan,zou spreker hierop ook graag even willen ingaan. Het is zo geweest,dat vijf individuele militairen zioh bij de dienst van gemeentewerken gemeld hebben voor sneeuwruimen. Men heeft zioh toen in verbinding gesteld met hun comman dant, die mededeelde dat,als ze sneeuw wilden ruimen in hun verloftijd daar tegen geen bezwaar was, eohter zonder geldelijke vergoeding. Toen hebben de soldaten de aftocht geblazen. Door officiële instanties is nooit een aanbod gedaan om in de stad sneeuw te ruimen en er is door de dienst ook geen verzoek gedaan aan de militaire instanties om sneeuw te ruimen. Gedacht is ook dat het inzetten van militair ren niet direct noodzakelijk was. Mevrouw JUTEiT-van AS merkt op dat wat zij naar voren heeft gebracht zij zelf heeft geconstateerd, niet alleen in eigen omgeving,maar ook in andere dele" Het spijt haar te moeten zeggen dat het werkelijk gemankeerd heeft aan toe zicht. De heer GORRISSEN zegt geen antwoord te hebben gehad op zijn vraag of men niets kan doen of wat men kan doen tegen instanties en instellingen die de sneeuw niet van de trottoirs hebben geruimd. De VOORZITTER deelt mede dat cbzetezelfde verantwoordelijkheid hebben als anderen. Ook bij de flatgeboxiwen moet de sneeuw van het trottoir geruimd worden, 5.1.8-a- Subsidie aan de organisaties ten behoeve van het verrichten yau cultureel werk in het belang van de gemeente, (Sud d. Subsidie aan het Werkverband Katholiek Amateurtoneel 125,--, 25,— per jaar per deelnemende amateur-toneelvereniging) 114, Subsidie cultureel werk. De heer VERPAALEN verheugt het dat het in de bedoeling ligt aandacht te schenken aan het verlenen van financiële hulp ten behoeve van de amateuris tische kunstbeoefening, voor zover dit althans uitvoerbaar is. Zou dit financieel onuitvoerbaar zijn,dan adviseert spreker de indirecte subsidieverlening aan de beroepsgezelschappen, welke beroepsgezelschappen naar hij meent veelal ook door Rijk en/of provincie worden gesubsidiëerd, te verlagen. Een actieve kunstbeoefening van onze eigen ingezetenen lijkt spreker boven dien eerder voor subsidie in aanmerking te komen dan een passief kunstgenot door de ingezetenen. Wat het zwaarst is,zal dan wel het zwaarst moeten wegen. De heer van HEIJST kan het beslist niet in dit opzicht met de heer Yerpaalen eens zijn. Het is op het ogenblik zo, dat de eisen die het publiek stelt voor goede uitvoeringen steeds zwaarder worden. Het publiek maakt nog^-al op gemakkelijke wijze kennis via de T,V, met alle mogelijke voorstellingen, die soms op hoog peil staan en als men publiek wil trekken in de tegenwoor dige tijd dan moet men inderdaad toneeluitvoeringen bieden door beroepsgezel schappen, l De behoefte daaraan wordt in zijn ogen steeds groter. Spreker gelooft be slist niet dat men de subsidieverlening aan beroepsgezelschappen of organisa ties die h>t optreden van beroepsgezelschappen mogelijk maken, zal moeten verlagen. Het is natuurlijk wel gewenst - dat wil spreker graag onderschrij ven-dat ook de amateuristische kunst goed beoefend wordt, maar deze mensen zullen toch in de huidige omstandigheden steeds meer moeite krijgen om voldoende publiek te trekken. Er staat zeer terecht in het antwoord van Burgemeester en Wethouders dat wevoor zover dit uitvoerbaar is,financiële hulp willen gaan bieden, Het is door de veelheid van verenigingen die op dit terrein werkzaam zijn in Bergen op Zoom vreselijk moeilijk hiervoor een goe$ subsidiepatroon te vinden. Als men subsidieert, zal men het verantwoord moet§n doen en de amateuristische verenigingen zullen met goede uitvoeringen moeten komen, Het zal niet zo moeten zijn, dat men automatisch subsidie verleent. Het is een groot probleem on spreker gelooft datorendeze streek inderdaad behoefte bestaat om het optreden van beroepsgezelschappen mogelijk te maken, De heer VERPAALEN wil er op wijzen dat ergens een kronkel zit in de redene ring van de Wethouder,in deze zins men kan nooit komen tot uitbreiding van

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1963 | | pagina 145