I1:; I de heer van Heijst is geformuleerd. Een medicus is uit de aard der zaak een wetenschappelijk gevormd man en aangenomen mag worden dat deze zijn oordeel "baseert op wetenschappelijke gegevens. Hij zou echter de medici die hij in zijn leven heeft ontmoet niet graag de kost geven die naast hun wetenschappe lijke inzichten en verplichtingen, hun sociale instelling sterk laten mee spreken, Spreker is er voor zich niet zeker van dat de opmerking dat er aan melkvoorziening geen behoefte "bestaat hout. snijdt. De kranten die hij leest en spreker vermoedt ook de kranten die hij niet leest-maar door anderen gelezen worden,- hebben de laatste tijd vol gestaan over de welvaartspositie van een zeer belangrijk deel van de arbeidende klass Die welvaartspositie is door de vorstperiode die men achter de rug heeft tijdelijk zeer ernstig bedreigd. Maar daarbij kwam herhaaldelijk tot uiting dat er een zeer belangrijk deel van de bevolking is dat op het gebied van de primaire behoeftevoorziening belangrijk tekort komt, Er is in vele ge zinnen niet de wetenschap, de overtuiging, de gewoonte om het dieet van kin deren aan te vullen met melk. Op het moment is spreker zeker niet gewapend op dit gebied maar hij meent zich toch goed te herinneren dat allerlei onder zoekingen hebben uitgewezen dat juist wanneer kinderen uit een bepaalde ge woonte of een bepaalde blindheid geen melk in hun dieet gegeven wordt,deze kinderen voor de opbouw van hun lichaam belangrijke dingen tekort komen,Spre ker beseft op dit ogenblik niet tot een uitspraak te kunnen komen,maar hij wil zich vooraf uitdrukkelijk zijn standpunt voorbehouden,om later gemoti veerd te komen tot oen voorstel in deze. De heer van HEIJST merkt op dat de heer Hijpels nog gezegd heeft dat het inge voerd zou moeten worden op scholen waar de ouders het wensen, Dat had hij dah verkeerd begrepen. Hij meent dat het zeer moeilijk zal zijn om de schoolbestu ren te verplichten tot medewerking, vant als het schoolbestuur er niets voor' voelt^ dan staat men volkomen machteloos. De gemeente heeft geen enkel middel de schoolbesturen te verplichten. Allereerst als de ouders het wensen,moeten de schoolbesturen willen o«ti verder moet men hopen op de medewerking van de onderwijskrachten, Als nu gebleken is dat de schoolbesturen - en daar schijnt een enquete over geweest te zijn tijdens de vorige Wethoudersperiode - niet bereid^zijn om mede te werken, dan wordt het voor het gemeentebestuur een moeilijke zaak om daarop verder aan te dringen. Spreker is het wel met de heer van Doorn eens dat in een goed opgebouwd dieet het gebruik van melk aanwezig moet zijn en dat het achterwege blijven van melkgebruik aanzienlijke stoornis in de opbouw van het lichaam tot gevolg zal hebben, kan hij ook goed inzien. Hij gelooft dat iedereen dat kan inzien,ge~' zien de grote en kleine advertenties die men dagelijks in de kranten kan vinden over het gebruik van melk. De bevolkingwordt hierin werkelijk nadrukkelijk voorgelicht, maar het zal altijd zo blijven, dat er^ gezinnen blijven bestaan die zich aan deze voor lichting, die door officiële instanties wordt gegeven, weinig gelegen laten ligen, Spreker vraagt zich af of dit allemaal gecorrigeerd moet worden door een dienst van gemeentewege, door schoolmelk te gaan verstrekken op de lagere scholen. Wat de heer Hijpels zei over de middelbare scholen gelooft spreker vrel buiten beschouwing te kunnen laten. Het kan nuttig zijn op die leeftijd melk te gebruiken,maar het is nuttiger in de groeiperiode op de lagere scho len. Met de heer van Doorn kan spreker het niet helemaal eens zijn, dat nog in vele gezinnen het inzicht zou ontbreken dat melk in het dieet moet worden opgenomen. Hij gelooft dat de ouders zelf een beetje schuldig zijn en dat vindt spreker jammer. Maar hij herhaalt nogmaals zich in geweten verantwoord te achten door in de huidige omstandigheden niet meer tot schoolmelkvoorzie- ning over te gaan» De heer HIJPELS heeft toch nog wat op zijn lever. De VOORZITTER wijst er op dat dit de derde keer is, De heer HIJPELS zou dan aan de Raad toestemming willen vragen nog even hierop te mogen-terugkomen. De heer BERGER heeft hierover nog niet gesproken en vraagt of hij iets mag zeggen over de melkvoorziening. De VOORZITTER zou eerst willen weten of er bezwaren zijn dat de heer Hijpels in derde instantie spreekt. De heer BERGER weet niet ofals hij iets gezegd heeft, de heer Hijpels nog in derde instantie zal willen spreken. Spreker gelooft dat hij in de discus sie die aan de gang is geweest bij de heer Hijpels geen enkel argument heefj; gevonden dat zou wijzen op een sociale indicatie, dat op grond van medische rapporten, dat op grond van argumenten die de heer van Doorn veronderstellen- derwijze heeft gesteld, er op het ogenblik nood in de gezinnen zou zijn, waar-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1963 | | pagina 134