I; -2- wijzigen. De VOORZITTER voelt voor de suggestie van de heer van Leeuwen. Hij zal dit gaarne in nadere overweging nemen, 10. Personeelsbeleid. De heer VERPAALEH merkt op dat het enigszins vreemd aandoet om van een College dat amper een half jaar in zijn huidige samenstelling zitting heeft te vernemen, dat het steeds naar een goed opgezet en verantwoord personeelsbeleid heeft ge streefd. Dat^het College daarnaar zal gaan streven, daaraan "bestaat bij hem geen enkele twijfel en als hij dan tooh enkele bemerkingen maakt ten aanzien van dit be- leid, dan is dat om Burgemeester en Wethouders bij dit streven behulpzaam te zijn. Niemand zal eraan twijfel dat veel van wat tot het personeelsbeleid behoort zich onttrekt aan de aanaacht van het College en van. de Raad, De praktijk is toch^zo-en dat behoeft zijns inziens op zich helemaal geen verkeerde praktijk te zijn- dat het personeelsbeleid in hoofdzaak wordt gevoerd door de betrokken Wethouder en de Gemeente-secretaris, deze laatste als representant als hoofd van het ambtenarencorps, waarvan hem in de allereerste plaats de belangen zijn toevertrouwd. Alleen al om die reden was en is het voor ieder College moeilijk om zich een juist oordeel te kunnen vormen over het werkelijk gevoerde personeelsbeleid. Spreker wil geen gebruik maken van de eer die hem in het verleden te beurt if gevallen om daar meer vanaf te weten; regeren is altijd nog vooruitzien of bou wen aan de toekomst. Hij wil daarom niet verder ingaan op de beantwoording vjan de vraag met betrekking tot de wijze waarop bekwaamheid en geschiktheid in het verleden altijd als maatstaf hebben gegolden en over de wijze van inschake ling van dienst— en afdelingshoofden. Wel wil spreker enige aandacht schonken aan de toepassing in de praktijk van artikel 15,lid 3,van het Algemeen Ambté naren-Reglement, welk artikel een bepaling bevat ter verzekering van de rechts positie van onze ambtenaren, namelijk dat in een bestaande vacatiire moet worden voorzien door benoeming van onze eigen gemeente-ambtenaren. Het College van Burgemeester ai Wethoudersde vraag beantwoordend of deze bepaling in acht wordt genomen, stelt "dat daarmee rekening wordt gehouden," Spreker heeft echter goede gronden om aan te nemen, dat deze bepaling dikwijls nietwordt nageleefd en om de naleving gaat het toch uiteindelijk, Het is spreker bekend, evenals dat aan de gemeente-ambtenaren bekend is, dat in Bergen op^ oom het standpunt wordt ingekomen, dat jongere veelbelovende ambte naren er in hun eigen belang goed aan doen om niet al te lang op de secretarie van Bergen op Zoom te blijven, doch na verloop van enkele jaren naar elders te gaan om hun kennis te verdiepen en te verbreden, i Hoewel spreker dit standpunt altijd heeft gezien - en eerlijk gezegd nog ziet - als een gezocht motief voor het soms vreemde benoemingsbeleid,, lijkt het zo op het eerste gezicht nog niet eens zo!n gek standpunt, Spreker vraagt zich echter afs of dit standpunt volgehouden moet worden tegen de wil van de ambtenaren, o.„ art standpunt geen belemmering vormt of zal gaan vormen bij de aantrekking van goed personeel, of de belangen van de gemeente en van haar ambtenarenkorps niet zeer ernstig worden geschaad wanneer men juist de jongere veelbelovende ambtenaren ziet verdwijnen', öf dit standpunt niet lijnrecht in - strijd is met de bedoeling en de strekking van het evengenoemde artikel 15, lid 3,van het Algemeen Ambtenaren-Reglement en of dit wel een standpunt is dat door het College wordt ingenomen. Om een duidelijk inzicht te gever, waartoe zo'n standpunt bovendien kan leider., zal spreker een recent geval mededelen waarbij een jonge veelbelovende ambte naar van onze secretarie en. inwoner van deze gemeente zeer ernstig in zijn toekomstbelangen dreigde te worden geschaad. De betrokken ambtenaardie zeer zeker de bekwaamheid en de geschiktheid had om in een ^onlangs bestaande vacature op onze secretarie te worden benoemd - indien hij had gesolliciteerd zou hij de enige zijn geweest die aan de gestelde eisen voldeed - is niet gevraagd voor en heeft niet gesolliciteerd naar deze vacature, Hij solliciteerde niet, omdat hij het hier omstreden standpunt kende en dus wist geen kans te hebben, Koit daarna werd hij opgeroepen voor een functie in een naburige gemeente. Hij was daar groot kanshebberdoch werd aanvankelijk toch afgewezen. Het be trokken gemeentebestuur meende namelijk ten onrechte, dat er met deze jongeman in Bergen op Zoom iets moest hebben opgedaan, omdat hij geen verklaring kon

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1963 | | pagina 119