_4_
4Voorstel tot het vaststellen van een regeling inzake het verstrekken van geld
leningen aan ambtenaren in dienst der gemeente Bergen op Zoom voor de bouw.de aan
koop of de verbouwing van een huis voor eigen bewoning. r-
(Dossier nr.142 dJa).
(Verzameling 1962,nr.129),
De heer BERGER merkt op dat er naar zijn mening een klein schoonheidsfoutje in'deze
verordening zit en wel dit in voorkomende gevallen zal de gemeentetindien een
dergelijk krediet aan een ambtenaar wordt verstrektgenoegen moeten nemen met- een
tweede hypotheek. Voor het verlenen van een krediet wordt wel als eis gesteld dat
de ambtenaar eigenaar van een woning moet zijn,maar er wordt niet als eis gesteld
dat hij eigenaar moet zijn van een onbelaste woning. Spreker acht het verstandig
om aan de redactie van de verordening het woord "onbelast" toe te voegen.
De heer BRGCS deelt mede dat deze regeling analoog is aan de regeling zoals dié
geldt voor ambtenaren in dienst van de provincie Noord-Brabant, De onderhavige rege
ling is daaruit letterlijk overgenomen.
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Berger zou spreker er verder op willen
wijzen dat in artikel 1 wordt gezegd dat Burgemeester en Wethouders een krediet kun
nen verlenen, zodat het dus niet dwinge^<| is voorgeschreven.
Voorts kunnen Burgemeester en Wethouders voorwaarden bepalen waaronder de hypotheek
wordt verstrekt. Gesteld dat er een hypotheek van 50% op de woning rust, dan zullen
Burgemeester en Wethouders nooit hoger gaan dan het totaal dat in de verordening
staat vermeld en dus nog maximaal 40% verlenen.
Hij acht het het voornaamste dat deze regeling zuiver analoog is aan de voor de
ambtenaren in dienst van de provincie Noord-Brabant geldende verordening, zodat
van de zijde van Gedeputeerde Staten hiertegen geen bezwaren zullen bestaan en men
de goedkeuring ervan zal verkrijgen. Voorts zijn er waarborgen geschapen doordat
door het College voorwaarden kunnen worden gesteld.
De heer BERGER zegt dat dus op een andere manier gezorgd wordt voor een verantwoord
krediet. Daarmede kan hij zich verenigen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van Burgemeester
en Wethouders besloten.
5* Voorstel tot het verhogen van het subsidie voor de Burgerlijke Instelling voor
Maatschappelijk Hulpbetoon voor 1962 met 9.400.- tengevolge van verhoging der
onderstandsnormen en goedkeuring 2e wijziging begroting; 1962 van Maatschappelijk
ffnl hhët o rvn,
(Dossier nr. 118 G.
(Verzameling 1962,nr.120).
De heer VERAART', die ook deel uitmaakt van het College van Regenten van de Burger
lijke Instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon, kan niet anders dan het voorstel
toejuichen. Men wordt als lid van dit College geconfronteerd met de voor deze tijd
lage normen van onderstand en daarom is er alle reden om deze normen met 10% te
verhogen. Hij hoopt dan ook dat de Gemeenteraad dit voorstel con amore zal aannemen.
De heer van DOORN zou naar aanleiding van dit voorstel in verband met de bekende
verhoging van de A.O.W.-uitkering per 1 juli a.s. willen vragen of Burgemeester en
Wethouders een standpunt hebben bepaald ten aanzien van de invloed welke deze ver
hoging zal moeten hebben op de normen van Maatschappelijk Hulpbetoon.
De VOORZITTER kan zich moeilijk voorstellen dat Burgemeester en Wethouders in
deze hun standpunt moeten bepalen; hij veronderstelt dat dit geschiedt door het
College van Regenten.
De heer van DOORN wil dan zijn woorden wijzigen in "College van Regenten".
De heer BROCS deelt mede dat de normen voor Maatschappelijk Hulpbetoon inderdaad
door het College van Regenten van de Burgerlijke Instelling voor Maatschappelijk
Hulpbetoon worden bepaald. Enige weken geleden is aan een zestal directeuren van
sociale diensten in Noord-Brabantmet name van Den Bosch, Eindhoven, Tilburg,
Breda, Roosendaal en Bergen op Zoom, opdracht verstrekt om een rapport samen te'
stellen inzake de normen van onderstand voor mensen die nog geen 65 jaar zijn en
daarnaast voor de zogenaamde bejaarden en daarbij het vraagstuk van de 15%-verhoging
van de A.O.W.-uitkering te bekijken, vrelke verhoging op 1 juli a.s. een feit
wordt. Aan deze directeuren is verzocht om de betrekken Colleges van Regenten
van de Burgerlijke Instellingen voor Maatschappelijk Hulpbetoon van voorlichting
te willen dienen. Spreker weet uit besprekingen welke hij heeft meegemaakt met de
Wethouders voor Sociale Zaken dat daaromtrent verschil van mening bestaat. Er zijn
grote gemeenten in deze provincie die er een groot voorstandster van zijn om de 15%-ver-
hoging geheel in mindering te brengen op de uitkering van Maatschappelijk Hulpbe
toon, maar hij moet éérlijk bekennen dat hij dit standpunt niet deelt. Hij meent