-4- Dit is het antwoord op de vraag van de heer leijs. De heer Leijs zegt dat het kamp hier nog wel enige jaren zal staan, terwijl men van de Wethouder hoort dat op 1 januari 1963,uiterlijk half 1963 de verplaatsing van het woonwagenkamp van Bergen op Zoom naar Roosendaal zal zijn gerealiseerd. De heer LEIJS zou naar aanleiding van de mededeling van de Wethouder van Onderwijs willen opmerken dat het inteiessant zou zijn geweest indien het Instituut voor Meisjes" eigener beweging de aanvrage had ingetrokken. Dit is echter geschied op suggestie van het gemeentebestuur van Bergen op Zoom. De heer BIJBELS merkt op dat er een uitvoerige brief is waarbij de aanvrage wordt: ingetrokken. De heer LEIJS zegt nogmaals dat dit op suggestie van het gemeentebestuur is geschied. Door de Wethouder voor sociale zaken is gezegd - en dat was hem ook bekend - dat er verschillende besprekingen zijn gevoerd over het regionale kamp als zodanig; De plais van 'dat regionale kamp wordt bepaald door het Ministerie van Maatschappelijk Werk. Spreker wil voorop stellen dat het echt geen touwtrekkerij is met betrekking tot de vraag waar het regionale woonwagenkamp moet komen; dat doet er niet toe. Als het maar' goed wordt opgezet indien het te zijner tijd ergens komt. Spreker aanvaardt het wel dat het wellicht in Roosendaal zal komen. Men is er echter jarenlang van uit gegaan dat het regionale kamp in Bergen op Zoom zou komen,omdat dit de trekplaats - is voor de woonwagenbewoners uit Zeeland die in Bergen'op Zoom een pleisterplaats vinden. Dat deze idee losgelaten wordt accoord, maar het is een nieuwe visie die er voordien niet was. Spreker heeft zich ook in verbinding gesteld met de R.K.Vereni ging van Woonwagenwerken, waarvan het landelijk bureau is gevestigd in Den Bosch. Men was er hier niet van op de hoogte dat het concreet vast stond dat het regionaal kamp in Roosendaal zou komen. Vandaag heeft toevallig nog een bespreking plaats gehad met het Ministerie van Maatschappelijk Werk, met Mej.Mastboom, het sub-hoofd; deze stelde wel dat het de richting Roosendaal uitgaat, maar dat nog geen beslissing was genomen, althans niet bij het Ministerie van Maatschappelijk Werk. Menkan niet anders dan het toejuichen dat er een nieuwe subsidie-regeling gekomen is; spreker is er van op de hoogte dat deze uitgrebreid tot stand is gebrachtmaar' daarnaast zal het voor de deelnemende gemeenten naar zijn mening toch nog een groot bedrag kosten om hierin te participeren, hetgeen echter een morele plicht is. Spreker veronderstelt echter dat het wel enige tijd zal duren, gezien ook het feit. dat het met het beschikbaar stellen van bouwvolume voor gemeenschapsgebouwen en scholen niet zo vlot gaat. Daarom betreurt spreker het dat in de behoefte welke de school heeft wat de leermiddelen betreft niet wordt voorzien en dat het op deze manier ongedaan wordt gemaakt. Hij vraagt zich af of deze leermiddelen voor de school die nog bestaat op "Kortjan" toch niet verstrekt kunnen worden. Spreker betreurt het dat deze kwestie nu in hét openbaar moet spelen,daar de mensen die aan de school verbonden zijn er niets van af weten. De heer HOUTMAN vraagt zich af - naar aanleiding van de discussie welke door de vraag van de heer Leijs is ontstaan en het antwoord dat de Wethouder heeft gegeven - waar aan men zich moet houden. De Wethouder voor isociale zaken is erg concreet en in twee de instantie is ook de heer Leijs concreet en men weet dat de heer Leijs het Voor zitterschap bekleedt van de Stichting R.K. Woonwagenwerk Bergen op Zoom en dus ook op de hoogte kan zijn. Uit de discussies blijft daarom de vraag hangen Wanneer gaat het gebeuren? De Wethouder stelt concreet "Het wordt 1 januari 1963", en het Raadslid stelt concreet "Het kan langer duren." Spreker zou het betreuren indien het onderwijs op het woonwagenkamp hiervan de dupe zou worden. Hij vraagt zich af of er §ren moSelijkheid te vinden is om die leermiddelen die'uiteraard nodig zijn en die te zijner tijd in Roosendaal ook zullen moeten zijn toch te kunnen aanschaffen, Spreker weet niet hoe het precies in elkaar zit bij dit onderwijsmaar hij denkt dat het zal zijn als bij het lager onderwijs, n.l. dat er bij een X aantal leerlingen een X aantal boekjes en benodigdheden moeten zijn. Indien men nu per 1 januari 1963 of half 1963 naar Roosendaal overgaat dan lijkt het spreker dat met de verhuis van het woonwagenkamp en de bewoners ook de leerboekjes en het materiaal mee kunnen gaan» Misschien is er een oplossing te vinden doordat de gemeente Roosendaal dan de helft van het bedrag doet toekomen aan de gemeente Bergen op Zoom. Het gaat om een bedrag van 1.500, een belangrijke som, maar spreker vindt het belangrijker dat het onderwijs op normale wijze voortgang kan vinden. Indien er leermiddelen moeten zijn voor de komende 6 maanden of voor een jaar, dan is het zijns inziens hetzelfde of A of B die betaalt, maar in de eerste plaats zullen zeer moeten zijn. Nc'dien kan men dan wel naar een oplossing zoeken met betrekking tot de vraag wie ze zal be talen. Spreker zou het heel erg vinden indien het onderwijs op "Kortjan" daarvan de dupe zou worden. De heer BROCS zou willen beginnen met een misverstand bij de heer Leijs weg te nemen. Deze stelt namelijk dat het Ministerie van Maatschappelijk Werk bepaalt waar het regionaal woonwagenkamp zal komen. Dat is in genen dele het geval. Het Ministerie van Maatschappelijk Werk heeft in het verleden,vanaf 1955, op het stand- ij-u

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1962 | | pagina 80