-13-
werk duurder zou worden dan wanneer men het apart zou doen uitvoeren.
Indien men het zou doen,dan zou men ook verplicht zijn om de andere gronden tegen
exorbitant hoge prijzen aan te kopen en dat gaat niet. De heer van der Gijp Baren-
dregt uit Dordrecht was van mening dat het voor elkaar zou komen; hij heeft zich
in verbinding gesteld met de eigenaar, maar "tot zijn eigen stomme verbazing"zoals
hij mededeelde, werd een prijs gevraagd die beslist onmogelijk is.
De enige mogelijkheid is nu de grond onteigenen en dat kost tijd.
Gedeputeerde Staten hebben inmiddels toestemming verleend tot uitvoering van dit
werk, althans voor wat betreft het graven van de kom. Hierbij werd medegedeeld
dat een onderzoek v/ordt ingesteld naar de financiële toestand van de gemeente en
van het resultaat van dat onderzoek zal het afhangen op welke wijze en in welk
tempo de verdere uitvoering van de jachthaven zal plaats hebben. In zoverre is
het besluit van Gedeputeerde Staten niet teleurstellend. Spreker heeft althans
het besluit van Gedeputeerde Staten zo gelezen.
De VOORZITTER heeft de heer Ratsma horen zeggen dat men achter de feiten aan is
gekomen en dat dit meermalen is gebeurd. Men had drie jaar geleden moeten trachten
om de grond in minnelijk overleg aan te kopen. Spreker zou naar aanleiding daarvan
willen opmerken dat deze gronden door de betrokkenen zijn achtergehouden en dat
men steeds heeft gestaan op onteigening. Hier is het beslist zo, dat deze gronden
nimmer in minnelijk overleg verkregen zijn kunnen worden, ook niet toen men de
gronden nodig had voor de aanleg van de haven.
De heer BENNER zegt dat men het hem niet kwalijk moet nemen, maar dat hij het niet
erg goed begrijpt. Zoals hij het verstaan heeft, is het zo, dat Gedeputeerde Staten
wel goedkeuring hebben verleend aan de -uitvoering van de eerste fase van de jacht
haven, maar dat deze jachthaven moet komen op grond welke de gemeente nog niet in
haar bezit heeft.
De VOORZITTER deelt mede dat Gedeputeerde Staten het krediet voor het grondwerk
van de jachthaven, zoals dat in het besluit van de Raad is omschreven,hebben goed
gekeurd.
"Achteraf blijkt de grond niet te onzer beschikking te zijn en moet men wachten
tot men tot onteigening komt", aldus de heer BEUKER. Hij vindt dat betreurens
waard. Spreker heeft toevallig een paar weken geleden contact gehad met de Antwerpse
zeilsportvereniging,welke de Bergen op Zoomse jachthavenfals ligplaats had gekozen.
Men had graag een groot bedrag willen geven indien de jachthaven op tijd klaar
zou zijn. Hu zal het door deze omstandigheden nog enkele jaren duren en spreker
verwacht dat het wel niet zal doorgaan. In diverse plaatsen worden jachthavens
aangelegd en het zal wel zo zijn dat, wie het eerste komt, het eerst maalt.
Spreker vindt het betreurenswaard. Men heeft hier gesproken over het aanleggen
van een jachthaven en de grond is niet ter beschikking. Hij moet zeggen dat hij
het een vreemde situatie vindt.
De heer ASSELBERGS merkt op dat, indien hij de Voorzitter goed begrepen heeft, de
eigenaar van deze grond van het begin af aan op het standpunt heeft gestaan van
niet minnelijk te schikken, maar het op een onteigening te laten aankomen.
Drie jaar geleden is dit reeds gesteld en drie jaar geleden was, naar hij meent,
toch al wel aangenomen dat er bij de haven een jachthaven zou komen. Er is name
lijk 5 jaar geleden reeds over gesproken, toen de plannen door de architecten
werden besproken. Spreker begrijpt niet waarom men drie jaar geleden de onteige
ningsprocedure niet aanhangig heeft gemaakt.
De VOORZITTER merkt op dat het toen nog Halsters gebied was.
De heer ASSELBERGS is hiermede uit de droom; daaraan heeft hij namelijk niet ge
dacht.
De heer VERAART zou zich willen refereren aan de opmerking van de heer Leijs.
In een vorige Raadsvergadering is een langdurig debat gevoerd over de vraag of
plan b^ of plan c^_ zou moeten worden uitgevoerd. "Onze fractie is er toen niet
erg plezierig afgekomen bij hetgeen hierover is gepubliceerd. Het feit dat de
grond geen eigendom van de gemeente is, is toen niet ter sprake gekomen."
De heer HOUTMAN interrupeert dat hij heeft opgemerkt dat de gemeente niet over de
benodigde gronden zou kunnen beschikken.
De heer LEIJS meent dat zulks niet ter sprake is gekomen en de notulen zullen dit
kunnen uitwijzen.
De heer van LEEUWEN zegt dat, indien hij het geed begrepen heeft, het graven van
het havenkanaal nu gerealiseerd wordtterwijl het graven van de put voor de jacht
haven dit jaar waarschijnlijk niet te realiseren is. Daar zit de watersportvereni
ging mee te kijken» De watersportvereniging wordt er namelijk door benadeeld.
Spreker vraagt of het College de grootst mogelijke clementie zou willen betrachten
door in het te graven havenkanaal voorlopig onderdak te bieden aan de jachthaven.
De VOORZITTER denkt dat dit wel voor de hand ligt. De vraag van de heer van Leeuwen
kan zijns inziens beantwoord worden met de mededeling dat Burgemeester en Wethouders
- en hij neemt aan ook de Raad - alles zullen doen om dat mogelijk te maken.