-12-
behoren tct de gronden waarop het onderhavige ont ei genings voorst el betrekking heeft.
De verkregen goedkeuring om voor het grondwerk t.b.v. de jachthaven gebruik te maken
van de plaats gehad hebbe^eaanbesteding is echter van geen waarde.Gezien de pogingen
die zijn aangewend om de grond bij minnelijk overleg in eigendom te verkrijgen, moet
spreker mededelen dat zodanige offerten zijn gedaan dat deze onmogelijk aanvaardbaar
waren voor het College, terwijl ze ook voor de Raad niet aanvaardbaar zouden zijn.
Spreker zou willen verzoeken om niet te vragen welk bedrag het is, maar hij kan. de
verzekering geven dat dit abnormaal hoog is.
Dit is een toelichting, welke in het belang is van dit voorstel, maar er ook los
van staat. Het gaat om onteigening vnn gronden; om de onteigeningsmogelijkheden van
de gronden die in de Theodoruspolder liggen en die voor industrieterrein nodig zijn.
De heer RATS MA. wil er toch zijn teleurstelling over uitspreken dat het Raadsbesluit
nu niet uitgevoerd kan worden omdat uiteindelijk de grond die men nodig heeft niet
in het bezit van de gemeente is. Hij meent dat het in het algemeen toch wel juister
is indien getracht wordt om de gronden in het bezit te krijgen voordat men in de
Raad uitvoerig gaat spreken over hetgeen men met de grond zal gaan doen. Eet is niet
de eerste keer dat de gemeente in tijdnood verkeert en dat eventuele verkopers daarvan
misbruik of gebruik maken om te trachten een zeer hoge prijs te verkrijgen. Indien
men enkele jaren geleden getracht had om deze gronden in eigendom te verkrijgen, dan
was de kans van slagen althans groter geweest dan nadat er nu zeer uitvoerig over de
plannen is beraadslaagd.
Men zit nu met de moeilijkheid dat men de werkzaamheden voor de aanleg van de jacht
haven niet tegelijkertijd kan doen uitvoeren met de werkzaamheden ter plaatse in
verband met de aanleg van de Theodorushaven, waarmede men thans begonnen is, waardoor
men te zijner tijd een grot®1 bedrag moet investeren. Dat zal dan opnieuw door Gede
puteerde Staten moeten worden goedgekeurd. De onderwerpelijke goedkeuring van Gede
puteerde Staten heeft betrekking op het bedrag dat men nodig zou hebben indien nu
ineens begonnen kon worden.
Indien dat niet kan, dan zal men opnieuw een besluit moeten nemen, waarover opnieuw
de goedkeuring van Gedeputeerde Staten zal'moeten worden uitgesproken. Spreker wil
dan ook zijn ernstige teleurstelling «ver deze gang van zaken uitspreken.
De heer ASSELBERGS vindt het ook een erg teleurstellende gang van zaken. Hij was er
trouwens erg bang voor dat het zo zou lopen en dat Gedeputeerde Staten niet de volle
dige aanleg van de jachthaven zouden goedkeuren. Dat de gronden nog geen eigendom
van de gemeente waren, was hem uiteraard niet bekend. ®at de procedure betreft,meende
hij echter dat, indien men een onteigeningsprocedure moet voeren ten algemene nutte,
het mogelijk was dat spoedige ingebruikname van de grond werd toegestaan, waardoor
uitvoering van het project dus toch mogelijk was.
De VOORZITTER merkt op dat dan eerst het Koninklijk Besluit genomen moet zijn
dat onteigening kan plaats hebben. Dit is de eerste stap.
De heer ASSELBERGS meent dat het dan wel anderhalf jaar kan duren. Dat vindt hij
een tegenvaller.
De heer LEIJS vindt dit ook betreurenswaard. Hij meent gerust te kunnen stellen
dat er destijds in de Raad algemene instemming was met het plan tot het maken van
de jachthaven. Er bestond alleen verschil van mening over de plannen b of c, maar
ook van hun zijde is daarbij voldoende tot uiting gekomen dat men het er over eens
was dat de jachthaven er moest komen. Spreker vindt het jammer dat toen van de
zijde van het dagelijks bestuur geen mededeling is gedaan dat de grond nog niet
in het bezit is van de gemeente. Men heeft er toen niets over vanomen eh dat vindt
hij jammer.
De heer NOORMAI wil aan hetgeen door de Voorzitter reeds is medegedeeld nog iets
toevoegen.
Er hebben reeds onteigeningen plaats gehad in de Theodoruspolder, maar die betrof
fen de percelen grond gelegen in dat gedeelte waar de havenwerken moesten worden
uitgevoerd; het havenkanaal. Dat zijn waterstaatkundige werken en daarvoor heeft
onteigening plaats gehad. De eigenaar van de grond waar de jachthaven moet komen,
had een veel groter stuk liggen. Hiervan kon slechts een gedeelte onteigend wordenj
het overige gedeelte van dat perceel niet, omdat daarii^iet waterstaatkundige werk
niet lag. Bij de onderhandelingen over de aankoop van deze grond is gevraagd of
men bereid was te verkopen. Er werd toen gezegd "Wacht maar tot de uitspraak van
de Rechtbank bekend is en de grondprijs vaststaat, dan zijn we bereid om te ver
kopen'.' Deze uitspraak heeft nu plaats gehad en de prijs van de grond is bepaald op
90 cent per m2. Onmiddellijk daarna heeft de onderhandelaar van de gemeente contact
opgenomen met de eigenaar en gezegd :"De prijs staat vast, verkoop ons nu het
gehele complex". Men was inderdaad bereid om te verkopen, maar voor een prijs die
zo exorbitant hoog is dat men heeft moeten zeggen "Dat kan niet, dat is uitge
sloten.
De prijs is zo hoog dat, indien men hierop zou ingaan, de uitvoering van het grond-
f