Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester en Wethouders besloten.
v. van Wamel te Bergen op Zoom, Bergen op Zoom 7 maart 1962.
Beroepschrift inzake lastgeving tot het sfopen van een bouwsel op het erf van
het pand Rijnlaan nr. 38.
Voorgesteld wordt adressant te berichten conform concept-brief nr. 13/134 C.-44.
De heer NIJSSEN zegt dat het duidelijk is dat het beroepschrift niet in behandeling
kan worden genomen. Dat is zeer juist. Spreker meent echter dat toestemming is ver
leend voor de verlaging van het trottoir en dat dit werk ook is uitgevoerd. Dit houdt
naar zijn mening toch de mogelijkheid in dat betrokkene dacht dat het bouwsel ook
toegestaan zou worden. Hij wil direct zeggen dat toestemming voor de bouw niet gelijk
is aan het verlagen van het trottoir, "maar kan het niet |ijn", vraagt spreker, "dat
betrokkene de mening was toegedaan dat het overige werk/er verband mee houdt was
toegestaan?
Hij weet dat het moeilijk is, maar spreker zou slechts willen vragen om clementie
te betrachten teneinde tot een andere oplossing te geraken. Betrokkene heeft geen
beroepsrecht maar hij zou toch om clementie willen verzoeken.
De heer VERAART zou het verzoek van de heer Nijssen om clementie gaarne willen onder
schrijven. Er zit namelijk iets anders achter. Betrokkene heeft namelijk ook moei
lijkheden gehad met het bouwen omdat hij boven de leeftijd was^voor een gemeente
garantie in aanmerking te komen. Daardoor was hij niet in staat om een stenen gebouw
te plaatsen en heeft hij dit houten gebouw geplaatst. Het verzoek om clementie zou
spreker willen onderschrijven.
De heer BOORMAN merkt op dat dit een enigszins vervelende geschiedenis is; dubbel
vervelend, omdat adressant eerst een bouwaanvrage heeft ingediend, waarop afwijzend
is beschikt. Niettegenstaande deze afwijzende beschikking is hij echter toch gaan
bouwen. Nu kan het wel eens voorkomen dat er aan de achterzijde van een woning een
bcuwseltje verschijnt dat daar niet op zijn plaats is, maar dit is een bouwsel dat
tegen het trottoir staat in een vooruitspringend gedeelte van de straat. Axis men de
straat in komt, ziet men reeds op een afstand dit gebouwtje staan. Het past er in het
geheel niet en het kan dan ook werkelijk niet worden toegestaan. Als men dit zou toe
staan, terwijl er na afwijzing van het verzoek toch gebouwd is, dan zou men iets on
denkbaars doen.
Er is bij de dienst een kleine vergissing gemaakt. Vermoedelijk heeft deze kwestie
over twee schijven gelopen en daardoor is inderdaad de verlaging van het trottoir
toegestaan. Deze verlaging heeft echter pas plaats gehad lang nadat het gebouwtje
was geplaatst.
Indien het andersom was, dan lag de kwestie anders, maar dat is niet het geval.
Al met al komt spreker tot de conclusie dat, hoe zeer het ook te betreuren is, - al
thans uit het oogpunt van adressant bezien niet kan worden gedoogd dat het gebouwtje
blijft staan.
De heer NIJSSEN kan het standpunt van de Wethouder wel begrijpen, maar zijn vraag is:
Is er geen oplossing mogelijk Hij bedoelt dit uit aesthetisch oogpunt bezien is
het gebouwtje misplaatst, hij kan zich dat indenken, maar zou er geen oplossing ge
vonden kunnen worden door er een muurtje voor te plaatsen en er provisorisch een
poort in te maken Men camoufleert dan het gebouwtje. Spreker zoekt slechts naar
een modus om betrokkene te helpen.
De heer VERAART kan begrijpen dat het in strijd met de bouwverordening en tegen de
aesthetica is, maar toch kan hij het voorstel van de heer Nijssen onderschrijven.
Indien met het uit aesthetisch oogpunt bekijkt, dan zou spreker er op willen wijzen
dat er tegenover deze woning iets staat dat ook aesthetisch niet verantwoord is.
Hij bedoelt de loods van de firma Trimbach; die is veel lelijker dan de garage
van betrokkene. Hij zou er ook niet over willen praten om het aesthetisch te bezien.
Het is wel in strijd met de bouwverordening, maar daarover is betrokkene verkeerd
ingelicht. Naar zijn mening is er misschien toch wel een oplossing mogelijk, indien
het eens met de dienst besproken wordt.
De heer HOUTMAN kan de Wethouder niet helemaal volgen. Er is, als hij het goed
begrepen heeft, een houten gebouwtje geplaatst, dat aesthetisch niet verantwoord is.
Dat is echter het belangrijkste motief niet; het belangrijkste is dat het in strijd
is met de bouwverordening. Spreker meent echter dat de Raad meer objecten heeft ge
handhaafd die in strijd waren met de bouwverordening en aesthetisch niet verantwoord.
Hij ziet niet in waarom in de Raad met twee maten moet worden gemeten. Enkele jaren
geleden heeft men een houten gebouw dat in strijd met de bouwverordening was ge
bouwd, laten staan en nu moet dit gebouwtje weg omdat het in strijd is met de bouw
verordening en aesthetisch niet verantwoord. Dat kan spreker niet volgen en dat wil