-27-
De Raad van Beheer is hiervan erg geschrokken en betreurt zulks temeer omdat
de Wethouder in deze Raad verschillende malen heeft gezegd dat de samenwerking zeer
goed is en dat men op alle mogelijke medewerking van de Wethouder kon rekenen.
Sprekep&oet zeggen dat, als dit de medewerking is die de Raad van Beheer heeft ge
kregen, het zeer betreurenswaard is. Het is in feite een klap in het gezicht van
de gehele Raad van Beheer.
De heer NOTENBOOM onderschrijft de woorden van de heer Houtman voor honderd procent.
Hij is enigszins betrokken bij de Raad van Beheer, omdat hij er binding mee heeft,
en hij heeft niets dan lof voor het werk van de Raad va.n Beheer, zoals dat de laatste
jaren geschiedt. Er bestaat een prettige verstandhouding en medewerking en spreker
hoopt dat deze op de normale manier gecontinueerd zullen kunnen worden.
Hierbij komb nog dat deze manipulaties in de schoenen geschoven worden van eeh^
bepaalde vereniging, die hij niet met name zal noemen, vooral omdat deze vereniging
binding heeft met een der nieuw benoemde leden. Spreker wil van deze gelegenheid
gebruik maken om te zeggen dat M.O.C. op geen enkele manier benaderd is en dat deze
vereniging geen vinger in de pap heeft gehad bij deze benoeming.
Daar de volksmond het deze vereniging in de schoenen schuift, meent hij van deze
gelegenheid gebruik te moeten maken om hiertegen te protesteren.
De heer BROCS stelt er prijs op°mhu hierover gedebatteerd wordt, ook zijn stem
te laten horen. Het zal naar zijn mening wel bekend zijn dat deze benoeming niet zijn
goedkeuring heeft kunnen wegdragen. Spreker zal niet in details treden over de ge
houden stemming, maar hij meent wel te kunnen motiveren waarom hij met de benoeming
niet accoord is gegaan.
Toen een bepaald gedeelte van het College niet accoord ging met de ingediende aan
beveling, had het zijns inziens op de weg van het College gelegen om in overleg te
treden met de Raad van Beheer. Men had een dubbeltal kunnen vragen, waardoor het
College de mogelijkheid had gehad om de keuze te maken uit een dubbeltal. Dat is
echter niet gebeurd.
Een tweede bezwaar van spreker is dat door deze benoeming het werknemers element
niet meer in het stichtingsbestuur vertegenwoordigd is. Spreker wil hierop de nadruk
leggen, omdat hij bij de oprichting van de stichting door het toenmalige College
van Burgemeester en Wethouders is aangezocht om namens de werknemers zitting te nemen
in het stichtingsbestuur. Toen hij in 1949 het genoegen had om Wethouder te worden,
is zijn plaats in het bestuur van de Stichting Sportpark door een andere werknemer
ingenomen. Deze is er nu uit verdwenen, met het gevolg dat het werknemers element
niet meer in het stichtingsbestuur vertegenwoordigd is. Spreker stelt prijs op het
democratisch streven dat het werknemersgeluid in elke vereniging gehoord kan worden.
Voor hem zijn dit twee argumenten geweest om zich te houden aan de aanbeveling zoals
die door de Raad van Beheer is ingediend. Dit meende hij even te moeten zeggen.
De heer NIJPELS zou eigenlijk - "misschien is het onbehoorlijk", zegt hij - de heer
Broos willen antwoorden. Deze heeft terecht gezegd dat de verkiezing in het College
schriftelijk is geschied en dan vindt hij het onbehoorlijk om in het openbaar die
mening te uiten.
De VOORZITTER merkt op dat men er bij een geheime stemming van uit mag gaan,dat
de een niet weet hoe de ander stemt, maar het is nergens verboden om ter kennis
te brengen hoe men zelf heeft gestemd, Dat gebeurt vaak in de Raad en in elk ander
bestuurslichaam. Men kan niet controleren of het inderdaad zo is, maar er bestaat
geen enkel bezwaar tegen.
De heer NIJPELS merkt op dat de heer Houtman in zijn tweede vraag informeert naar
het motief van het College om de twee aftredende personen niet te herbenoemen.
Zijn persoonlijke mening is dat dit de heer Houtman niets aangaat, dat dit het
beleid van het College betreft. Indien men het anders wil, dan zal men moeten
voorstellem om de leden van de Raad van Beheer van de Stichting Sportpark in het
vervolg te laten benoemen door de Raad. Dat is het enige antwoord dat hij kan
geven. Hij wil zich verder niet uiten over de stemming in het College; dat vindt
hij onbehoorlijk en dat doet hij niet.
De heer HOUTMAN vindt dit antwoord kort maar krachtig. De Wethouder zegt dus
"Ik heb er niets over te vertellen en ik vind het onbehoorlijk." Spreker heeft
gewezen op artikel 216 van de gemeentewet, waarin wordt bepaald dat iedere Wet
houder en ook het College van Burgemeester en Wethouders ter verantwoording
kunnen worden geroepen voor de daden welke zijn gepleegd. De zwakheid van het
antwoord van de Wethouder sterkt hem in zijn voornemen om een motie ter tafel te
brengen van de volgende inhoud:
"De Raad van de gemeente Bergen op Zoom, heden in vergadering bijeen, spreekt zijn
afkeuring uit over de wijze van handelen door de meerderheid van het College van
Burgemeester en Wethouders bij de benoeming van twee leden van de Raad van Beheer
van de Bergen op Zoomse Stichting tot exploitatie van Sport- en Speelvelden.,
Bovendien spreekt hij de verwachting uit dat de twee nieuw benoemde leden die