- 10 -
24. Voorstel tot het bepalen, dat een partieel uitbreidingsplan voor de "Omgeving
leilust" wordt voorbereid.
(Dossier nr. 132 R.)
(Verzameling 1962, nr. 155
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voor
stel van Burgemeester en Wethouders besloten.
25. Voorstel, tot het vaststellen van het uitbreidingsplan in hoofdzaak.
(Dossier nr. 132 T)7~
(Verzameling 1962, nr. 175).
De heer HOUTMAN merkt op, dat dit over het algemeen voorstellen zijn die nog al
heel wat om het lijf hebben. Wanneer de stukken hierover thuis komen, is het meestal
een dikke kluif waar men gemakkelijk van af blijft. Bij het doornemen van de toe
lichting is hem één ding opgevallen. Misschien zegt hij het verkeerd en klinkt het
een beetje hard- wat niet de bedoeling is- maar hij is tot de konklusie gekomen, dat
het college en aegenen die deze plannen hebben ontworpen weinig begrip en weinig
tegemoetkoming hebben voor de wensen van de Raad.
Op bladzijde 292, waar het gaat over het onderwerp "recreatieve doeleinden", leest
hij:" Het aanwijzen van meer gebieden voor reoeatie zoals voor zomerhuisjes hebben
wij na rijp beraad niet gewenst en aanvaardbaar geacht, aangezien het ontwerp-
streekplan daarvoor gebieden buiten het grondgebied van Bergen op Zoom bestemt".
Spreker meent dat tot tweemaal toe in deze Raad een ontwerp voer het bouwen van
zomerhuisjes is geweest, welk ontwerp, buiten de schuld van de Raad, is terugge
nomen door Burgemeester en Wethouders, maar waarbij Burgemeester en Wethouders,
naar hij meent, voldoende hebben kunnen beluisteren dat het de wens van de gehele
Raad is dat er mogelijkheden zijn in de gemeente Bergen op Zoom voor het hebben van
zomerhuisjes.
Deze gelegenheid bestaat op dit moment acht ei" Klaverveldeh'. maar het is het college
zeker bekend dat binnen korte tijd deze zomerhuisjes zullen moeten verdwijnen,
terwijl het de wens van de Raad was dat er in Bergen op Zoom een gebied aanwezig is
om zomerhuisjes te plaatsen. In welke vorm dit volgens de bouwvoorschriften zou
moeten gebeuren, zou later in de Raad beslist worden, In het voorstel tot vaststel
ling van het uitbreidingsplan in hoofdzaken leest hij nu dat deze materie volledig
voor Bergen op Zoom van de kaart is. Spreker betreurt dat en hij vindt het ook niet
elegant ten opzichte van de Raad. Hij zou alsnog willen verzoeken het daarheen te
leiden dat aan de wens van. de Raad gevolg gegeven wordt en dat er in Bergen op Zoom
wel de gelegenheid kan blijven bestaan tot" het hebben van zomerhuisjes voor rekrwatie.
De VOORZITTER konkludeert dat de heer Houtman een opmerking heeft gemaakt met betrek
king tot het voorstel tot vaststelling van het uitbreidingsplan in hoofdzaken,ten
aanzien van de mogelijkheid om hier een terrein te reserveren voor de bouw van zomer
huisjes, terwijl de heer Houtman meent dat het college van Burgemeester en Wethouders
daarbij wellicht de raad van de stedebouwkundige adviseur klakkeloos heeft gevolgd
en de meermalen naar voren gekomen wens van de Raad om hier gelegemeid te geven
tot het bouwen van zomerhuisjes van de hand hebben gewezen en zich eigenlijk enigs
zins onelegant tegenover de Raad heeft gedragen..
Voorts heeft de heer Houtman gezegd dat tweemaal in de Raad ter sprake is gekomen
een ontwerp-verordening om de bouw van zomerhuisjes mogelijk te maken en deze
ontwerp-verordening zou niet door de Raad en dus moet hij kohkluderen door Burge
meester en Wethouders zijn teruggenomen. Spreker meent echter dat dit enigszins
anders ligt.
Overigens heeft het naar zijn mening weinig zin over dit facet te gaan debatteren.
Burgemeester en Wethouders zijn met bepaalde voorstellen gekomen die geen genade
hebben gevonden in de ogen van de Raad en deze voorstellen zijn nu terug gegaan naai"
de studievertrekken.
Wanneer de Raad inderdaad meent dat een wijziging moet plaats vinden in het uit
breidingsplan en moet worden bepaald dat zomerhuisjes gebouwd moeten kunnen worden,
dan is dat natuurlijk de bevoegdheid van de Raad om dat vast te stellen. Het college
van Burgemeester en Wethouders heeft hierover lang en breed gediscuteerd, zij
hebben de adviezen daaromtrent van de Planlologische Dienst gehoord en zij hebben,
vooral ook nog uit de studie van het thans ter visie gelegde plan voor rekreatie
en bescherming van het landschap, gemeend te moeten konkluderen dat er voor de om
geving van de grotere stedelijke gemeenschappen feitelijk weinig of geen plaats is
voor dit soort rekreatie, d.w.z. voor het stichten van zomerhuisjes in de onmiddel
lijke omgeving der stada