-16-
De heer ASSELBERGS is dankbaar voor de toelichting. Hij zou echter eerst een kleine
opmerking willen maken, waaraan een vraag is vastgekoppeld en daarnaast zou hij
willen praten over objectieve normen.
Zijn opmerking is deze Men laat nu de reserves, die gevormd worden op basis van
de vervangingswaarde, vervallen. Dit verwondert hem enigzins, omdat het Rijk
hier feitelijk een soort uithollingspolitiek gaat voeren. Is het niet zo, dat bij
de bedrijven in eerste instantie werd afgeschreven op basis van de historische aan
schaffingsprijs - en dat daarna werd afgeschreven pp basis van de vervangingswaarde
en dat dit bedrag bij de reserve werd geboekt? Uit cijfers die men momenteel heeft,
blijkt dat dit bepaalde mogelijkheden in zich houdt. Indien men deze reservering als
zuivere winst zou gaan beschouwen, dan maakt men zich aan uitholling schuldig en
dan zal men tot tariefsverlaging moeten komen. Overigens moet het voor algemene
voorzieningen van gas, water en electriciteit juist geacht worden dat tegen een zo
rechtvaardig mogelijke prijs, tegen een zo laag mogelijke prijs wordt gewerkt.
Uit de aard der zaak wordt men dan indirect of direct belast. Het is een erg moeilijk
probleem.
Zoals is gezegd en zoals ook in de stukken staat vermeld, is men uitgegaan van een
bepaalde normgemeente. "Kunt u mij vertellen", vraagt spreker, "of dat een werke
lijk bestaande of een theoretische gemeenten is Hij neemt aan dat het een
fictieve gemeente is. "Zulks is niet slechts ongeschikt in verband met onze oude
gebouwen, maar ook in verband met onze bedrijven, met onze haven, alsmede in verband
met het zwembad. Het is voorts niet geschikt in verband met onze instellingen voor
gezinszorg, met de leeszalen,etc. etc." Indien het inderdaad zo is, dan wordt spre
ker wat pessimistisch, omdat er dan voor Bergen op Zoom een groot aantal onderwerpen
is waarvoor subjectieve verhoging kan worden gevraagd. Er is niets van te zeggen
en zolang men het niet weet, kan men ook de cijfers niet schatten.
In eerste instantie is spreker tot een conclusie gekomen welke wellicht voor aanvech
ting vatbaar is. Indien men deze kwestie zo bekijkt en tot de conclusie komt dat
de feitelijke uitgaven van Bergen op Zoom, derhalve de doeluitgaven, met 25% moeten
worden verminderd, dan is dat iets wat ten enenmale onmogelijk is. Spreker zou'het ten
zeerste appreciëren indien daarover iets kon worden gezegd.
Op de vraag of de normen gebaseerd zijn op een bestaande gemeente of op een fictieve
gemeente antwoord de VOORZITTER dat, voor zover hij weet, een fictieve gemeente
is genomen.
"De familie Doorsnee", aldus de RAAD.
De heer ASSELBERGS zegt dat, indien het inderdaad zo is, hij wel pessimistisch'is.
De VOORZITTER deelt mede dat er ook geen enkele aanwijzing is te geven over de ver
fijning. Hetgeen hij te berde heeft gebracht, zijn gissingen, die hij gehoord heeft.
Hij zou nog als voorbeeld kunnen noemen de Wadden-eilanden, waar men het speciaal
van de zomermaanden moet hebben en waar men om in de zomer inkomsten te kunnen hebben
een zware last moet leggen op het gehele economische apparaat.
Teneinde tegemoet te komen aan de moeilijkheden die aan zo'n gebied inhaerent zijn,
zou men verfijning kunnen toepassen. Spreker moet er echter voor waarschuwen dat
men van die verfijning niet al te veel moet verwachten, anders belandt men op het
gewone terrein van de subjectieve verhogingen. Men zal dan ook moeten trachten om
binnen een bepaald raam te bij ven.
De heer Asselbergs heeft gezegd "Wij hebben een verzorgingsniveau dat zeker niet
hoger is dan da.t in andere gemeenten." Dat meent spreker ook maar men zou het
gemeentebestuur ook nog kunnen aanraden om zelf dekkingsmiddelen te zoeken, bij
voorbeeld door verhoging van de belastingen, waarop hij de heer Ratsma reeds gpwezen
heeft. Het is echter geen erg goede tijd om daarover te praten. Steeds komt ook
de kwestie "winst van de bedrijven"naar voren. "Laat men echter bedenken dat, indien
men de methode van dekking van het tekort door gebruikmaking van deze winst niet
volgt, er geen andere afdoende maatregel is dan reeds aanstonds nieuwe dekkings
middelen te zoeken door verhoging van de belastingen."
De heer LEIJS dankt voor de uitvoerige uiteenzetting en voor het gegeven antwoord.
Op gevaar af van in herhaling te treden, zou hij toch willen opmerken dat het hem
niet gewenst voorkomt om de winst van de bedrijven over te brengen naar de gewtone
dienst. Spreker is bang dat men daardoor min of meer aan struisvogelpolitiek gaat
doen. Indien men in plaats van afschrijven op basis van de vervangingswaarde gaat
afschrijven op basis van de boekwaarde, dan onderneemt men een gevaarlijk experi
ment. Indien men afschrijft op basis van de boekwaarde, dan wordt de winst groter.
Indien men deze winst naar de gewone dienst overbrengt, dan volgt daaruit de cónr
sequentie dat men te zijner tijd voor vervanging grotere kredieten zal moeten
aanvragen.
De VOORZITTER zou daartegenover aan de leden de vraag willen stellen of het niet
billijk is dat het nageslacht betaalt voor de service welke aan het nageslacht
geboden wordt'. Spreker vindt het helemaal niet zo verwerpelijk dat men afschrijft