- 4 -
Hét zijn gegevens die waarschijnlijk bepalend doch zeker medebepalend moeten zijn voor het
beleid dat men ook hier in Bergen op Zoom met betrekking tot de werkgelegenheid in de
naaste toekomst zal moeten voeren.
Het gaat hier over werkgelegenheid in stuwende bedrijven, zoals de metaalindustrie, de
voedings-en genotmiddelen-industriede chemische industrie, de textielindustrie.
Bedrijven met minder dan 10 werknemers en een belangrijke bedrijfstak zoals de. bouwvakken
vallen hier buiten, omdat de bouwvakken nooit gebonden zijn qua industrie aan een be
paalde plaats. De gegeven cijfers hebben betrekking op 1 950 en de tussenliggende jaren
tot september 1958. De periode begint dus op het hoogtepunt van de eerste naoorlogse
ontwikkelingsgolf gevolgd door de Korea-depressie en daarna de nieuwe hausse van 1953
tot 1956 waarna een nieuwe inzinking plaats vond die nu wel uitgeziekt is over het al
gemeen en waarvan in het laatste kwartaal van 1958 duidelijk tekenen van herstel waarneem
baar waren.
In 1950 telde Bergen op Zoom in de groep stuwende bedrijven 5b bedrijven met 4800
werkplaatsen. Sinds 1950 zijn er 6 bedrijven verdwenen en 2 bijgekomen zodat er thans
zijn 52 bedrijven met 3350 werkplaatsen. Dat is een vermindering van 850 werkplaatsen
of van 20%.
Wanneer men er de omgeving van Bergen op Zoom bij neemt, met inbegrip van Steenbergen^
in het noorden en tot aan de Belgische grens in het zuiden, dan nam de werkgelegenheid
in de omgeving in de stuwende bedrijven toe met 530 man, waar men echter weer af moet
trekken ongeveer 300 man, nu de vlasfabriek in Steenbergen gesloten is. Al met al is
de werkgelegenheid aanzienlijk ingekrompen. Merkwaardig is dat deze bedrijven in he t al
gemeen in die periode een niet onbelangrijke uitbreiding hebben ondergaan, zodat men moet
aannemen dat bij vele mechanisatie en rationalisatie plaats had, hetgeen een gunstig ver
schijnsel voor de onderneming is, daar ze zich op deze wijze op de^markt beter^kan
handhaven, doch het betekent een groot probleem voor de werkers die nieuw empxooi moeten
hebben.
Het stedebouwkundig rapport van de Planologische Dienst wijst ook op een vermindei e^
werkgelegenheid welke in de Bergen op Zoomse industrie viel waar te nemen in de perio
de van 1950 tot 1955. De thans geproduceerde cijfers die zijn. ingekomen op het ogenblik
dat de economische toestand duidelijk tekenen van herstel vertoont, hebben hem vei rast
en deze moeten het gemeentebestuur met zorg vervullen.
Spreker heeft zich afgevraagd waarom men dit niet heeft gemerkt, anders merkt men het
toch wel wanneer op grote schaal werkgelegenheid verloren gaat. Hij gelooft echter dat
het verlies grotendeels heeft plaats gehad in de tijd van hoogconjunctuur toen^degenen
waarvoor geen plaats meer was, gemakkelijk elders werk konden vinden, waarvan de grote
pendel een symptoom is. Beziet hij de huidige werkloosheidscijfers van West-Brabant die
aanmerkelijk hoger zijn dan in de rest van. de provinciedan gelooft hij dat herstel naar
een geleidelijk oplopende werkgelegenheid zeer langzaam zal gaan, of niet -zal komen.
Naar spreker's mening is de vestiging van nieuwe industrie broodnodig. De aanleg van
een haven en' van industrieterrein in de Theodoruspolder zal ongetwijfeld werkgelegen
heid in Bergen op Zoom en Zuid-West'-Bratsf§t brengen, laar het kost tijd voordat de nieuwe
terreinen ter beschikking komen en intussen zal het industrieterrein aan deklage Meren
gelegenheid moeten hebben nieuwe industrie op te vangen. Br is wel industriële belang
stelling wanneer het terrein dat beschikbaar is ook direct in gebruik genomen kan worden.
Zowel met de D.A.C.W. als met het Ministerie van Economische Zaken worden onderhande
lingen gevoerd om dit terrein zo spoedig mogelijk en met suosidie gereed, te krijgen.
Spreker hoopt dan ook dat het college binnen niet te lange tijd bij de Raad kan komen
met voorstellen om dit terrein verder af te werken en. daarbij toezegging zal hebben
van de nodige subsidies.
West-Brabant is in het brandpunt van de belangstelling gekomen door het rapport van
het Provinciaal Bestuur over het nieuwe westen. Daar hoopt spreker straks op terug te
komen. Met enkele cijfers welke hij zo even heeft genoemd houdt hij het oog op de werkelijk
heid van vandaag en die plaatst het gemeentebestuur voor de noodzaak om op korte termijn
maatregelen te beramen voor uitbreiding van de werkgelegenheid.
In de loop van het vorige jaar zijn de gemeentegrenzen niet gewijzigd. Dit heeft hij m
deze vergadering al meermalen gezegd. In de vergadering van de Raad van 27 juli 1958
kwam een voorstel in behandeling van. Gedeputeerde Staten voor wijziging van de grens met
de buurgemeente Halsteren. Het voorstel behelsde wijziging ten behoeve van de aanleg
van een haven en industrieterrein en voor het scheppen van gelegenheid tot woningbouw
ten noorden van de huidige gemeentegrens.
De Raad gaf hierop een instemmend advies. Het is aannemelijk dat dit advies,en natuur
lijk ook een nader advies van Gedeputeerde Staten, thans bij het Ministerie van Binnenland
se Zaken in behandeling is, dat aldaar de verdere voorbereiding plaats vindt, waarna
opnieuw de Raden van de betrokken gemeenten zullen worden gehoird. Eerst daarna kan
de Koningin een wetsvoorstel indienen bij de Staten Generaal.
In de loop van het vorige jaar is door de Raad besloten tot uitvoering van het plan tot
aanleg van een haven in de Theodoruspolder en is een krediet beschikbaar gesteld van
ƒ.100.000,- voor verde're voorbereiding van de plannen en aankoop van gronden. Een en
ander is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.
Door het gemeentebestuur is het verzoek gericht aan de Kroon om een besluit te nemen op
grond van de Onteigeningswet voer dat deel van het terrein, dat nodig is voor aanleg van