besluit van de Regenten om ook thans niet aan de afbraak mee te werken. De beslis
sing daarover ligt bij een hogere instantie.
"Er is", zegt spreker, "nog een andere kant aan deze zaak en wel het legaat van
wijlen P.K.Meeussen in 1906 aan het ziekenhuis nagelaten onder voorwaarde dat het
kapitaal moest worden gebruikt voor het doel waarvoor de instelling bestemd waö'.
Er werd een vermogen geschonken waarvan de waarde in 1929 550.OCÖ,- bedroegjinaar
dat naar de tegenwoordige maatstaven zeker 3 maal zo groot is. Dit vormt een
krachtige basis voor het A.B.G»
Het College van Regenten heeft altijd ruime bevoegdheden gehad en het gemeentebestuur
heeft altijd veel vrijheid gegeven. Zelden was er kritiek en de Regenten verkeerden
in de mening dat zij vrijwel autonoom waren. In 1957 ontstond er een geschil toen
uit de Raad een vraag werd gesteld over de rechtspositie van het personeel. Toen
bleek dat de Pensioenraad, de Dentrale Raad van Beroep en het G.A.K. van oordeel
waren dat het vaste personeel de status van gemeentepersoneel had. Burgemeester en
Wethouders waren ock deze mening toegedaan» Het C ollege van Regenten stelde zich
zonder redelijk motief op een ander standpunt en weigerde de premies ingevolge de
sociale verzekeringswetten te "betalen. Zelfs liethet het personeel een verklaring
tekenen dat zij geen aanspraak zouden doen gelden op pensioenrechten.
Dit is mede aanleiding geweest dat besloten werd een commissie in te stellen die tot
taak had een technische herziening van het reglement dat dateert uit 1836 en sinds
dien weinig gewijzigd is voor te bereiden» Het spreekt zijns inziens van zelf dat het
bij zo'n dynamische groei van het ziekenhuis noodzakelijk was het reglement aan mo
derne omstandigheden aan te passen.
Bij de benoeming van Regenten door de nieuwe Gemeenteraad in september 1958 werd
ir/^laats van de heer Asselbergs de heer Nijpels gekozen. Spreker acht deze verwis
seling nog steeds een goede keus. De heer Asselbergs die jaren-lang Voorzitter was
van het College van Regenten en dit blijkens zijn verklaring moeilijk vond, heeft een
bepaald stempel op het bestuur gezet. Spreker kan niet verhelen dat in deze periode
een toenemende ongerustheid is ontstaan over de gang van zaken in het ziekenhuis
in welke mening hij niet alleen staat. Er zijn moeilijkheden geweest met het personeel,
moeilijkheden met de medici en er is verzet geweest tegen bepaalde beslissingen van
de zijde van de niet-katholieke R egenten. Spreker behoeft daar nu niet veel van te
zeggen» Het nieuwe college heeft althans getoond een goed en krachtig beleid te willen
voeren. De meerderheid van de Raad deelt dit vertrouwen met hem. Daarom voelt hij
niets voor sluiting van het A.B.G.dat al honderden jaren bestaat en waarvan men
nimmer klachten heeft gehoord over de geestelijke verzorging. Spreker heeft sterk de
indruk dat andere motieven dan de door de Stichting St.Elisabethziekenhuis naar
voren gebrachte een rol spelen.
De commissie die gevormd was om de Raad te adviseren over technische herzieningen van
het reglement heeft, zoals door meerdere leden is opgemerkt, haar oorsprong gevonden
in de moeilijkheden welke in 1957 inzake de status van het ziekenhuis naar voren
kwamen. Deze commissie heeft twee maal vergaderd en is eigenlijk als een nachtkaars
uitgegaan. In de eerste vergadering, toen er nog alleen maar vage geruchten gingen
over een r.kziekenhuis, was men algemeen van gevoelen dat er geen behoefte bestond
aan een specifiek katholiek ziekenhuis. Dat kan. men lezen in de notulen van deze
vergadering. Wel wilde men het ziekenhuis van het A.B.G, onderbrengen in een afzonderlijke
stichting, zodanig, dat de Raad daarmee geen bemoeienis zou hebben. Dat grondde men
op twee omstandigheden» Ten eerste dat hij de huidige gang de continuiteit van het
bestuur niet voldoende verzekerd was en op de tweede plaats dat een te grote poli
tieke invloed plaats vond op de samenstelling van het Regentencollege. Door de heer
Ratsma is al naar voren gebracht dat van deze motivering naar zijn mening en ook naar
sprekeis mening geen sprake is» Spreker heeft in de commissie een eigen standpunt
ingenomen hetgeen hij in een afzonderlijke nota heeft medegedeeld. Naar zijn mening
bestaat er alleen behoefte aan een technische herziening van het reglement en geen
behoefte aan wijziging van de status» Niettemin was de meerderheid van de commissie
van mening dat dit wel het geval was en zonder enige bepaalde opdracht is de eerste
vergadering uiteen gegaan om zich te beraden over hetgeen besproken was. Maar zeker is
dat van deze commissie geen opdracht id uitgegaan aan een der leden om besprekingen
te arrangeren met wie ook.
Spreker meent duidelijk te hebben doen blijken dat hij het niet eens is met de nota's
van het College van Burgemeester en Wethouders» Het eerste verzoek aan de Gemeente
raad van de Stichting St.Elisabethziekenhuis bestond uit 2 regels en was vaag ge
steld. Het betref alleen een verzoek om medewerking voor de bouw van een katholiek
ziekenhuis, Hoe en wanneer stond er niet bij. Tegen het doel had hij geen bezwaar maar
om zonder nadere aanduiding zijn stem te geven aan dit verzoek was hem niet mogelijk.
Wanneer hij het goed begrepen heeft bleek dit ook uit de reactie van mevrouw Juten,
die de brief ook maar vaag gesteld' vond en de consequenties ook niet kon overzien.
Zo ook de heer Houtman die beweerde dat de tijd wel zou leren of het bestaan van
twee ziekenhuizen noodzakelijk of wenselijk was, maar hij voegde daaraan toe:"Daar
heeft het St.Elisabethziekenhuis niets mee te makend De heer Asselbergsdie kennelijk
als woordvoerder van de Stichting optrad,ging een stapje verder en verwachtte wel