Ratsma dat hij er niet is en niet aan de Raad", De VOORZITTER wil graag een opmerking maken waar een beroep gedaan wordt op de Voorzitter, Als de zaak zo verdeeld is zullen de leden van de Raad wel begrijpen dat hij er zich niet mee wil bemoeien maar dat in deze zaak de Raad zelf moet be slissen, De reden waarom deze twee zaken aan elkaar gekoppeld zijn of tegelijk op de agenda zijn geplaatst zit hierin; Het eerste stuk dat een commentaar is op het besluit van de Raad, daarin meende hij enigszins betrokken te zijn door de vraag naar de consequenties van het besluit van de Raad van 24 april. Daarover heeft spreker zich willen vergewissen bij de autoriteiten op het gebied van de Volksgezondheid voordat hij in het college van Burgemeester en Wethouders daar een oordeel over kon geven. Intussen is ook de brief van de Stichting St.Elisabethziekenhuis binnen gekomen en deze twee zaken zijn zo nauw aan elkaar verbonden en sluiten zo geheel op elkaar aan,dat hij van oordeel was dat deze twee stukken ongetwijfeld bij elkaar be handeld konden en moesten worden. Hij stelt dan aan de orde het voorstel van de heer van Doorn c.s, om de behandeling uit te stellen. De heer van DOORN zegt dat het nooit prettig is en de heer Asselbergs zal het zelf naar hij aanneemt niet prettig hebben gevonden om op een afwezige een aanval te doen, namelijk in deze zin, dat de heer Ratsma dan zijn vakantie maar had moeten opofferen, althans onderbreken om hier aanwezig te zijn. Wij kennen allen de heer Ratsma", zegt spreker, "als een man die zijn functie, zijn plicht en zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid buitengewoon serieus opneemt. We behoren dus aan te nemen, dat hij deze zaak heeft overwogen en dat het niet heeft gekund!' Spreker weet waarom hij het niet kon. Het is niet een dood gewone vakantie maar een gelegenheid om een of ander voornemen van hem te verwezenlijken, namelijk een bezoek aan zijn 87-jarige ouders die geen andere tijd hadden. Alles was hiervoor van 'tevoren geregeld, In elk geval meent spreker dat de figuur van de heer Ratsma er borg voor staat dat hij niet lichtvaardig zegt? ik moet met vakantie en ik zal even vragen aan de Raad dit te willen aanhouden!' Wanneer men dit argument laat voor wat het is, constateert spreker dat de heer Asselbergs niet is ingegaan op zijn tweede argument,dat namelijk hierop neerkomt dat deze hele kwestie onder het Protestantse volksdeel van Bergen op Zoom veel ver bittering heeft gewekt en dat een behandeling op deze wijze en 1st afdoen van het ver zoek van de drie Protestants Christelijke Kerkbesturen deze verbittering zou doen toenemen. Spreker heeft een beroep gedaan op de Raad en ook op de heer Assel bergs, die daarop grote invloed heeft, om te vermijden dat verscherping van deze verbittering toeneemt. Spreker kan zijn verzoek alleen maar herhalen, maar als men meent dat men dit argument niet behoeft te laten wegen en dat men met klompen kan lopen over de gevoeligheden van een toch niet onbelangrijke minderheid in deze ge meente, dan kan spreker dat alleen maar betreuren en verder er het zwijgen toe doen. Door de heer Asselbergs is nog gezegd dat hij geen kwaad met kwaad wil vergelden, maar dat in de volgende Raadszitting zich eenzelfde situatie met andere personen kan voor doen. Dat kan inderdaad, meent spreker, en wanneer het zo zou zijn, dan zal dat van hun zijde niet alleen goed worden gevonden, maar ook worden toegejuicht dat de behandeling nogmaals verschoven wordt, om een andere partij de gelegenheid te geven bij de behandeling van deze belangrijke zaak tegenwoordig te zijn. Nu heeft spreker met enige verbijstering gehoord na de door hem naar voren gebrachte argumenten, dat men gevaar ziet in verder uitstel. De urgentieverklaring van M ministerie van sociale zaken in deze kwestie dateert van het jaar 1948. Wanneer hij daar het nu bijna voltooide jaar dat het huidige college de leiding heeft aftrekt, dan zijn er 10 volle jaren heengegaan. Een aantal daarvan had de heer Asselbergs de leiding, Tien jaren zijn voorbijgegaan zonder dat aan deze zo urgente materie noemens waardig is gewerkt. De heer Asselbergs iniarumpeert met enig geluid, maar spreker moet zeggen dat hij bij zijn optreden als regent van het ziekenhuis geen plannen in enigszins gevorderde staat van voorbereiding heeft gevonden. Hij kan dat, gezien de ingewikkeldheid van deze materie, wel begrijpen, hij kent ook de interne verhoudingen van het gasthuis, maar spreker kan niet aanvaarden dat na een uitstel, na een tijd verlies van 10 jaar, een tijdverlies van een maand of een paar maanden in deze zo buitengewoon belangrijk zou zijn. Dit geeft hem een herhaling van de woorden zo even gesproken in de mond, dat hij het zou betreuren dat de behandeling van deze zaak er met spoed zou moeten worden doorgedrukt. Dat laatste zegt hij wel overwogen, hij had het graag niet op deze toon erf^deze wijze willen zeggen, maar hij stelt de Raad ver antwoordelijk, de meerderheid van deze Raad eventueel, voor het niet voldoen aan zijn voorstel om de behandeling van deze zaak uit te stellen. De heer ASSELBERGS merkt op dat de heer van Doorn voor een belangrijk deel heeft gesproken over de brief zelf, "Dat heb ik niet", zegt de heer van DOORN, "Dat heb ik met opzet niet". De heer ASSELBERGS zegt dat, wanneer hij het heeft over de protestantse minder heid welke door deze kwestie onaangenaam is geraakt, het dan, zijns inziens wel dui delijk gaat over datgene wat in de brief van de Kerkeraden staat. Van die verschrik kelijke geraaktheid is hem echter volstrekt niets gebleken, "Ik kan me natuurlijk ook

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1959 | | pagina 191