.-■s - 6 - Wanneer door een "bepaalde wegcaleggingeen "bepaalde wijziging van. de bebouwing, een bepaald besluit, een winkelstraat ongunstiger komt te liggen, dan is dit geen reden om schadevergoeding te geven, net zo min als de gemeente voor het ontstaan van een gunstiger structuur laat betalen. Het standpunt van geen compensatie is terecht door het vorige college ingenomen. Men heeft in de toelichting kunnen lezen dat het onderhoud dat in juni 1958 heeft plaats gevonden in tegenwoordigheid van de Wethouder en enige ambtenaren, weinig instemming van de adressanten heeft gehad. Dat neemt niet weg dat, toen op een gegeven moment de middenstanders zich tot het college gewend hebben met het verzoek om elders midden standszaken te bouwen, er wel degelijk medewerking is verleend. Aanvankelijk heeft men gevraagd of zij geen kans zagen een winkel te verkrijgen van de winkelgalerij welke aan het Piusplein gebouwd zou worden. Daar voelden ze niets voor en achteraf is gebleken dat dit verstandig is geweest, want deze fdrkels staan er nog niet. De mogelijkheid is toen onderzocht waar wel een geschikte plaats zou zijn. Zelfs js een uitgebreid onder zoek ingesteld naar de vraag waar winkels nodig en mogelijk zouden zijn. Het C.O.M. heeft een uitgebreid rapport uitgebracht, de heer Joosten heeft een rapport uitge bracht en daarbij kwam vast te staan dat er een mogelijkheid was om winkels te vestigen in de Maritsstraat, Vervolgens is in een bespreking met deze middenstanders komen vast te staan dat ze wel genegen waren daar te bouwen, maar er kwamen nieuwe moeilijk heden v/at betreft de financiering van de plannen, omdat de bouwvoorschriften daaq/een bouwhoogte van vier woonlagen voorschrijven. Dit bleek te bezwaarlijk te zijn en men heeft toen een wijziging aangebracht, waardoor de 4 woonlagen werden gewijzigd in 3 woon lagen, De gemeente zou dan trachten de terreinen in eigendom te krijgen en deze uit-, geven aan de middenstanders die serieuze plannen tot bouwen hadden. De volgende stap is geweest de 4 particuliere percelen die hier liggen in eigendom te knjgen. In de eerste plaats was nodig dat daarvoor de nodige taxaties plaats had den, daarna is op 7 juli opdracht gegeven aan de dienst van gemeentewerken om onder handelingen te openen met de eigenaren om te trachten zo spoedig mogelijk de grond te krijgen. Of dit zal lukken, weet spreker niet, de onderhandelingen zijn gaande en mocht blijken dat men niet genegen is tot verkoop dan zal de onteigeningsprocedure af gewacht moeten worden. Naar zijn mening is het gemeentebestuur wel deligent geweest. De zaak heeft haar gewone voortgang gehad, het kan zijns inziens niet vlugger. Wat de grondprijs betreft, deze zal niet geheel afhankelijk zijn van de aankoopprijs van de benodigde percelen. De grondprijs is opgenomen in de prijzenkaart van de gronden van Oost,Spreker gelooft hiermee de vragen beantwoord te hebben. De heer HOUTMAN merkt op dat de wethouder gelooft de vragen beantwoord te heb ben, doch dat hij helemaal nog geen antwoord op zijn vragen heeft gekregen. De Wethouder is begonnen zoals altijd, hij is begonnen -niet esm terugblik to worpen op de handeningen van het vorige college en hij heeft gesproken over de compensatie-kwestie welke door het vorige college is afgewezen. De compensatie-kwestie is hier echter niet ter sprake gekomen. Hij heeft gereleveerd uit de brief dat de betrokkenen voor zichzelf wisten geen compensatie te krijgen en hij heeft verder in chronologische volorde de dingen ver teld die gedaan zijn. Maar sprekers concrete vraag is geweest of onderzocht kan wor den of de nog overgebleven middenstanders een gebouw kunnen wegzetten op het terrein dat reeds eigendom van de gemeente is en daarop is de Wethouder in het geheel niet ingegaan. De heer LEUS zegt de vraag te hebben gesteld of het juist is dat het laatste contact op 23 maart heeft plaats gehad. Als hij goed beluisterd heeft, dan heeft de Wethouder gezegd, dat op 7 juli opdracht is gegeven onderhandelingen te gaan voeren met de eigenaren van de panden. Daar staat hij perplex van. In de laatste Commissie vergadering onder voorzitterschap van de Wethouder, welke is gehouden na 7 juli, heeft hij een ander geluid vernomen. Daar wil hij nu verder niet op ingaan. De heer 'NOORMAN zegt zo niet te kunnen bekijken of de panden op de grond welke reeds eigendom van de gemeente is, kunnen worden gebouwd. Zoals de zaak nu ligt is er een verzoek van 6 middenstanders om te kunnen bouwen. Ze hebben zich tot een architectenbureau gewend dat over de zaak besprekingen voert met de dienst van ge meentewerken. Spreker kan niet zeggen of het mogelijk is deze panden thans reeds te doen bouwen, maar hij zegt toe dit te zullen onderzoeken. De heer HOUTMAN hoopt dat in het belang van de betrokkenen deze zaak zo spoedig mogelijk onderzocht zal worden. De heer LEIJS merkt op nog steeds geen antwoord te hebben gehad. De heer Noorman vraagt wat dan de vraag van de heer Leijs is» De heer LEIJS zegt dat zijn vraag is, of het juist is, dat de laatste datum waarop contact heeft plaats gehad, 23 maart is en hij stelt dat er dan tot heden nog, al heel wat tijd is verlopen. Nu heeft hij van de Wethouder gehoord dat op 7 juli op dracht zou zijn gegeven aan de dienst van gemeentewerken om met de eigenaren te gaan onderhandelen, terwijl hij op de Commissievergadering welke nadien is gehouden, een ander geluid heeft vernomen. Hij meent dat hij dat niet in herinnering behoeft te brengen. De heer NOORMAN zou toch graag willen dat de heer LEIJS dit toelichtte.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1959 | | pagina 182