9
Waar de Wethouder er zich op beroept dat het verzoek om ontheffing van vermakelijkheids
belasting te laat was ingediend,zou hij het voorstel willen doen dat de Raad voor de
uitvoeringen die gegeven zijn minstens ontheffing van vermakelijkheidsbelasting ver
leent»
De VOORZITTER denkt dat de heer de Jaeger bedoelt een subsidie tot het 'bedrag der
vermakelijkheidsbelasting
De heer RUSSEN merkt op dat de Wethouder heeft medegedeeld dat de vereniging
als jeugdsportverenigLng subsidie krijgt. "Dat is waar", zegt spreker, maar hij zou
het prettiger hebben gevonden dat de Wethouder daarbij ook gezegd had dat deze sub
sidie alleen wordt verleend voor leden tussen de 12 en 16 jaar,maar dat deze ver
eniging voor het overgrote deel uit' jongere en oudere leden bestaat. Dan krijgt men
uiteraard een ander beeld. Hij vraagt nu wel subsidie te verlenen, maar tot maximum
het bedrag der vermabelijoheidsbelastirg Toen de vermakelijkheidsbelasting-verordening
aan de orde is geweest.heeft spreker nog gevraagd deze soepel toe te passen en
daarop is naar hij meent bevestigend geantwoord» Daarom zou hij voor dit geval willen
vragen een subsidie of kwijtschelding van de vermakelijkheidsbelasting.
De heer RATSMA zegt met belaigstelling naar de Wethouder te hebben geluisterd en
practisdh te onderschrijven wat deze gezegd heeft.
Spreker is er niet voor om met subsidies te gaan smijten, hij heeft reeds gezegd dat
hij voelt dat het voor het college een moeilijke zaak was en dat men bang was een
precedent te scheppen» Dit geldt voor hen echter niet zo erg zwaarfomdat het jeugd
werk betreft. Wanneer het een precedent is, vindt hij het niet ergomdat hij van mening
is dat men in principe op dergelijke uitvoeringen geen vermakelijkheidsbelasting zou
moeten heffen» Dat kan in de verordening geregeld worden, maar het kan ook inciden
teel geregeld worden. Uitvoeringen waarvoor een laag entree wordt geheven komen
reeds niet voor vermakelijkheidsbelasting in aanmerking, maar een dergelijk laag entree
was hier niet mogelijk omdat hoge kosten gemaakt moesten worden om deze avond iets
goeds te geven.
Daarom vindt spreker dit precedent niet zo ernstig en kan hij er mee accoord gaan om
aan Eodri een subsidie te geven gelijk aan de vermakelijkheidsbelastirg
De heer ASSELBERGS kan de gedachtengang van ie heer Ratsma onderschrijven» Wanneer
het inderdaad betreft een uitvoering die wordt verzorgd door een vereniging waarvan
men kan zeggen-, rit is typisch jeugdwerk'J dan zou hij het toejuichen dat daar geen
vermakelijkheidsbelasting van wcrdt geheven. Spreker begrijpt dat het een technische
wijziging betreft van de verordening en dat dit niet eenvoudig is, maar spreker zou
toch willen verzoeken om een dergelijke wijziging voor te bereiden en te zijner tijd in
de Raad te brengen.
Een opmerking zou spreker nog willen maken op hetgeen de Wethouer gezegd heeft.
Deze heeft even, zij het schuchter, gewezen op de moeilijke situatie van de gemeente-
financiën. Spreker kan zich dat voorstellen,maar hij gelooft dat de Wethouder een
kleine denkfout maakt - men moet dit maar verbeteren als men dit anders ziet - n.l.
zo dat,wanneer deze vereniging niet zulke fantastisch goed opgevatte uitvoeringen
geeft, er geen sprake zou zijn geweest van inkomsten. Men kan dus hoogstens spreken
van inkomsten derven dceh niet van verhogirg van de uitgaven.
De heer GERRITSE zegt dat de-heer de Jaeger is teruggekomen op een formaliteit,
n.l,de behandeling van het verzoek al dan niet in een Commissie. Hij meent dat men
dit met een'gerust hart kan overlaten aan de Voorzitter van de Raadscommissies. Als
men met Burgemeester en Wethouders van mening verschilt, dan nog is men niet beknot
in zijn rechtemj de gelegenheid blijft nu dat, wat men op het hart heeft, toch naai'
voren te brengen. De heer de Jaeger heeft zich nog beroepen over de wijze waarop een
ander voorstel zou zijn behandeld; spreker kan zich dat niet herinneren. "Men ziet
hieruit weer", zegt hij, "hoe gevaarlijk het is als men soepel is geweest en een prece
dent heeft gesteld". Men moet mede rekening houden met de aard van het voorstel,
In de nota zeggen Burgemeester en Wethouders niet te willen ontkennen de culturele
belangen die aan deze uitvoering verbonden waren, maar men moet ook in dit begrip
gradaties kunnen onderscheiden.
In zijn repliek zegt de heer de Jaeger dat er honderden belangstellenden zijn geweest
die men naar huis heeft moeten sturen; spreker acht dit onwaarschijnlijk. Anders heeft
de heer de Jaeger zich toch zeker de eerste keer vergist, toen hij zei dat er een
minimale belangstelling is geweest» Spreker zou kunnen verwijzen naar de verantwoording
voor de vermakelijkheidsbelasting, waarvan de bescheiden in het dossier aanwezig waren
en waaruit blijkt dat er 4 voorstellingen gegeven zijn met respectievelijk 82 - 62 - 62
en 68 betalende bezoekers, zodat er in totaal ongeveer 275 bezoekers zijn geweest.
Als men dat over 4 voorstellingen uitsmeertdan kan men spreken over een minimale
belangstelling van de zijde van het publiek.
Door de heer Nijssen is er de aandacht op gevestigd dat de subsidie welke op het ogen
blik aan de vereniging gegeven wordt alleen betreft de leden van 12 tot 16 jaar.
Spreker kan dat niet tegenspreken wegens gebrek aan de nodige bijzonderheden, maar hij
wil slechts stellen dat deze vereniging subsidie krijgt omdat ze zich met jeugd-ont-
wikkeling bezig houdt, Spreker is het eens met wat de heer Asselbergs gezegd heeft
over voorstellingen die gegeven worden voor het spekken van de pot, "tiaar", vraagt hij,