- 3 - ook een taak zal kunnen hebben voor het beheer van de eigen maar kostbare monumenten, voor recreatie en nog enkele andere onderwerpen*, Deze onderwerpen worden nu te hooi en te gras Wel eens behandeld, maar spreker is van mening, dat het bij elkaar brengen daarvan onder een Wethouder en een commissie van bijstand alle aanbeveling zou verdienen,, Zijn verzoek is dus iweeledig; in de eerste plaats of de Gemeenteraad er op mag rekenen dat voortaan in de begroting de plantsoenendienst als afzonderlijke eenheid vermeld en verantwoord zal worden en op de tweede plaats of men nog eens zou willen bekijken om het contact tussen de Gemeenteraad en dit zo bijzonder belangrijk onderdeel van het gemeentelijk leven te versterken door he t instellen van een bepaalde commissie» Spreker begrijpt dat hij hierop vanavond geen antwoord krijgt, doch als hij alleen maar als antwoord krijgt dat men dit in het college ernstig wil bestuderen, dan is hij al dankbaar» De heer LEIJS zou zich willen aansluiten bij wat de heer van Doorn heeft gesteld. Het is zo dat hier gegroepeerd zijn de begrotingscijfers over 1959 en zoals men uit de stukken ziet,is dit een beantwoording van de vraag welke door de heer van Doorn destijds is gesteld» Het zou wel interessant zijn,wanneer men de begroting 1960 straks in handen krijgt, en de rekening 1956, dat dan de cijfers op dezelfde manier gegroepeerd zijn als nu, waardoor men een juist beeld en een juist inzicht er van kan krijgen. Het is zo dat hij gemeentewerken op toereikende manier wordt gewerkt en van mensen die op een bepaalde manier werk verrichten kan men zien bij welk deel van de dienst ze zijn betrokken» Het is een heel bedrag en het geeft een juist inzicht en een juist beeld, maar persoonlijk is hij toch even geschrokken» Met zo zeer van het feit dat er 32 mm in de plantsoendienst werkzaam zijn, want de plantsoendienst is aanmerkelijk uitgebreid en er hebben hierin ook nogal investeringen plaats gehad, maar bij dé 79172 werkuren ziet hij 12656 onproductieve uren, dat is 15% en dat lijkt hem nogal erg veel» De heer GBRRITSE deelt mee dat hij, zoals de heer van Doorn reeds min of meer^ veronderstellenderwijze heeft uitgesproken, niet concreet op dit moment kan overzien of het technisch mogelijk is de cijfers van de plantsoenendienst in de begroting af zonderlijk te groeperen; uiteraard zal het college nagaan of het technisch mogelijk is en zo ja, of zulk een groepering mogelijk op ander terrein consequenties heeft. Wanneer men bepaalde werkzaamheden direct opneemt in de begroting zou zulks n. l.tot gevolg kunnen hebben dat men moet overgaan tot het instellen van een aparte tak^van dienst, met daaraan verbonden extra kosten, Men weet dat de plantsoenendienst hier ressorteert onder de dienst van publieke werken en spreker weet niet of het technisch mogelijk is en of er consequenties aan verbonden zijn wanneer men in de begroting deze cijfers apart opneemt» Mocht het nit mogelijk zijn,dan kan altijd, nu het college kennis heeft genomen van de belangstelling welke de Raadsleden hebben voor^ deze werkzaam heden, overwogen worden een bijlage bij de begroting te voegen waarin de cijfers worden gegroepeerd naar de onderscheidene werkzaamheden. Misschien is het ook moge lijk in de toekomst in een aparte nota een ovërzicht te geven van de cijfers betrek king hebbende op de plants oenen dierst. Wat de financieel-technische kwestie betreft kan spreker alleen instenmen met de conclusie welke de heer van Doorn heeft geuit ten aanzien van de plaats gevonden stijging van de .uitgaven, die "betrekking hebben op de plantsoenendienst; inderdaad moet ook verwacht worden, dat in de toekomst deze uitgaven nog aanzienlijk zullen stijgen. Dit het overzicht dat het college aan de Raad heeft gegeven is duidelijk geworden dat het aantal hectaren plantsoenen en bosgrond waarover de gemeentelijke bemoeienis uitgaat, de laatste jaren behoorlijk is toegenomen, Daar komt bij dat op het ogenblik de Provinciale Planologische Dienst, als adviseur van de gemeente?ontwerpen maakt voor diverse uitbreidingsplannen, waarbij geconstateerd kan worden dat men verre van zuinig is met het projecteren van gazons en plantsoenen in de nieuwe wijken. Dit is mede een uitvloeisel van het feit dat er meer met hoogbouw gewerkt wordt dan in het verleden het geval was. Burgeneester en Wethouders zien hierin geen ongelukkig teken, integendeel, zij zijn blij dat deze kant van de zaak niet vergeten wordt. Spreker wil hierbij echter de vrijheid nemen te releveren wat het gemeentebestuur ver sch ill ode keren is opgevallen, n.l, dat de belangstelling van het publiek voor de plantsoenen niet evenredig is met de kosten en met de uitgaven die de gemeente er zich voor moet getroosten» Verschillende malen heeft de politie een aanmerking moeten maken en rapporten uitgebracht naar aanleiding van het feit dat vooral de jeugd zich aan baldadigheid schuldig maakt en door vernielzucht niet voldoende respecteert dat de gemeente grote en belangrijke bedragen investeert ten behoeve van, wat hij in het al gemeen zou willen noemen, de volksgezondheid» Spreker hoopt dat ieder in eigen kring de aandacht hierop zal vestigeiwant het is niet uitgesloten dat, wanneer in de toe komst het publiek niet voldoende eerbied voor de plantsoenen en de groenvoorzieningen toont, het college genoodzaakt zal zijn aan de adviseur van de gemeente, de Provin ciale Planologische Dienst, te vragen zich te' matigen bij zijn plannen voor wat be treft de aanleg van groenvoorzieningen in de nieuwe wijken»

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1959 | | pagina 163