- 14 - De heer van LEEUWEN begrijpt iets niet in het antwoord van de Weihouder, hij stelt: "Er moet maar eens een einde komen aan het huurcontract van de N.V. Z.C.E., welk; huurcontract een jaarcontract is en als het huurcontract opgezegd is, zal de .gemeente een soepele houding aannemen". Men zal er dus de fabriek niet een, twee, drie uit gooien, maar de N.V. Z.C.E, zit dan in elk geval op de wip. Hij begrijpt niet> als de gemeente meer armslag wil hebben en in een andere positie wil komen tegenover de N.V. Z.C.E.dat men dan het voorstel van de Commissie niet heeft overgenomen. Dé Commis sie heeft voorgesteld het jaarcontract om te zetten in een maandeontractzodat dus. de termijn van huuropzegging wordt bekort. Wanneer men het huurcontract omzet in een maandeontractdan kan het van maand tot maand bekeken worden. Spreker blijft het voor stel van de heer.Ratsma steunen tot verwerping van dit voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer NIJSSEN deelt mee dat het antwoord van de Wethouder hem niet helemaal heeft bevredigd. De Wethouder heeft gezegd: "Als we het contract niet opzeggen zal dit in de toekomst nadelige gevolgen hebben bij de verkoop van het pand". Daar draait het zijns inziens echter niet om. De gemeente moet de industrie bevorderen en wanneer men het contract opzegt, bevordert men niet de industrie, terwijl men die in Bergen op Zoom broodnodig heeft. ills men ziet naar andere gemeenten, zoals' Etten en Rucphen, waar men de grond tegen geringe prijs beschikbaar stelt en gebouwen inricht om de industrie te trekken, en hier gaat men de huur opzeggen om een bestaande industrie in moeilijkheden te brengen. Als men de huur opzegt, zit de industrie op de wip en dat is voor de bevordering van industrie zeer nadelig. Spreker kan.zich met het voorstel van de heer Ratsma volkomen verenigen. Mevrouw JUTEN - van AS merkt op dat over deze aangelegenheid heel wat van ge dachten' is gewisseld, maar dat Wethouder Akkermans geen aandacht heeft besteed aan de suggestie van de heer Leijsdat mogelijk het Markiezenhof een oplossing zou kunnen zijn. Misschien ligt daar een tijdelijke oplossing voor de tuinbouwschool. De heer ASSELBERGS zegt dat het wel een lange vertoning wordtmaar er is één ding dat hij niet begrijpt. Hij zou n.l. gaarne zien dat de heer van Leeuwen nog eens nader het voorstel van de Commissie zou adstrueren om er in plaats van een jaarcontract, dat met korte termijn kan worden opgezegd, een maandcontract van te maken. Hij begrijpt n.l. het principiële verschil niet. Het blijft een huurcontract dat opzegbaar is, zelfs op kortere termijn, n.l. met een maand. Spreker gelooft wel dat men als Raad princi pieel op het standpunt moet blijven staan dat, als men iets verhuurd heeft, men ook het recht moet hebben de huur op te zeggen. Het gaat hier alleen over het moment waarop de opzegging moet geschieden. Spreker kan zich voorstellen, gezien het feit dat de huur- ƒ.2.000,- bedraagt, dat de N.V. Z.C.E. redeneert er niet iets behoorlijks voor te kunnen bouwen en er dus ten eeuwigen dage in blijft zitten. Dan is het geen huur meer maar een soort erfpacht en spreker gelooft niet dat dit de bedoeling is geweest. Maar de moeilijkheden welke nu zijn geschapen waren te overbruggen geweest wanneer men de N.V. Z.C.E. in staat had gesteld rustig te zorgen voor opslagruimte. Wanneer in deze geest het voorstel in de Commissie was gebracht en'men niet had aangedrongen om op stel en sprong te handelen, maar de mensen rustig de gelegenheid te geven zich elders van opslagruimte te voorzien, dan zouden het voorstel van Burgemeester en Wethouders en dat van de Commissie niet ver uit elkaar liggen. Vooropgesteld dat de mededeling dat een soepele houding zal worden aangenomen juist is en wanneer dit gezegd wordt, meent spreker ook dat het zo is. Wanneer dat niet zo is, zal men er tijdig van horen en er in de Raad over kunnen spreken. Spreker ziet het principiële verschil tussen Burgemeester en Wethouders en de Commissie niet in en als de Voorzitter het wil toestaan, zou hij aan de heer van Leeuwen willen vragen een duidelijke uiteenzetting te willen geven van zijn bedoeling. De bedoeling is dat de N.V. Z.C.E. kan blijven zitten, maar dat kan men niet 20 jaar laten duren. Wat wil men dan echter wel? De-VOORZITTER merkt op dat de N.V. Z.C.E. een jaarcontract heeft waarin de huur opzegging is bepaald op 3 maanden. De heer ASSELBERGS heeft gehoord dat de heer van Leeuwen nu van die 3 maanden 1 maand wil maken. De heer van LEEUWEN zegt dat hij niets wil. Burgemeester en Wethouders willen iets, maar niet de heer van Leeuwen. Burgemeester en Wethouders willen het huurcontract opgezegd zien en met opzegging van het huurcontract komt de opslagruimte van de N.V,. Z.C.E. op losse schroeven te staan. Dit is wat hij wil voorkomen. Dat de N.V. Z.C.F. er niet in eeuwigheid in kan blijven zitten, daar is spreker het mee eens. "Maar", zegt hij, "gaat dan met de mensen praten en geef ze nog een jaar de tijd en zegt dat men binnen een jaar op het terrein waarop men optie heeft, opslagruimte moet hebben ge creëerd',' Doet men dat niet, dan moet de gemeente andere maatregelen treffen. Dit hebben Burgemeester en Wethouders niet gedaan en als Burgemeester en Wethouders zonder meer het huurcontract opzeggen, dan-is er niets, dan is er een lege ruimte. Men kan nu wel zeggen dat het dagelijks bestuur soepel zal zijn, maar vandaag is men soepel en morgen niet meer. De N.V. Z.C.E» heeft meer aan iets wat zwart op wit staat dan aan de toezegging dat men soepel zal zijn.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1959 | | pagina 151