I
w
-16-
cesane Stichting Den Bosch en Breda om een startsubsidie voor levensscholen groot
117.735,afwijzend beschikt. In 1955 werd 20.000,en in 195? f 40.000,be
schikbaar gesteld, hetgeen neerkomt op maximum 1.0% van de exploitatiekosten per
school. En in de vergadering van januari var dit jaar is een bedrag beschikbaar ge
steld van totaal 177.000,-inclusief de Mater Amabilisscholen, wat hier thans niet
ter sprake komt. Dus voor de Mater Amabilisscholen en de Levensscholen voor jongens
is totaal verstrekt 177.000,hetgeen toch weer neerkomt op een percentage van
10% der exploitatiekosten. Daarnaast is een bedrag van 22.000,door de provincie
gegeven voor de diocesane apparaten Breda en den Bosch. Het is in totaal dus-
f 200.000,wat door.de provincie voor de vormingsinstituten beschikbaar is gesteld.
Daarnaast kan spreker zeggen dat Gedeputeerde Staten op het standpunt staan dat bij
verdere ontwikkeling van de Levensscholen de subsidie ten laste moet komen van het
Rijk en de gemeenten, terwijl de Staten zich in de toekomst van subsidiëring van Le
vensscholen en Mater Amabilisscholen terug zullen trekken, gezien de financiële con
sequenties. die daaraan 'voor de provincie verbonden zijn en de meerdere terreinen van
zorg waarvoor de provincie staat,waardoor de uitgaven wel eens onoverkomenlijk zouden
kunnen zijn, Men kan dit enge standpunt van de provincie betreuren, maar het is nu
eenmaal een realiteit en men moet ook rekening houden met het feit dat voor Mater Ama
bilisscholen en Levensscholen enorme bedragen nodig zijn.
Al metal is spreker verheugd dat de Raad niet afwijzend staat tegenover het voor
stel en hij gelooft hierbij terug te kunnen grijpen naar het destijds uitgebrachte
rapport van de heer Slootmans Y/aarin de noodzakelijkheid van de vorming van dergelijke
instituten in West-Brabant en Bergen op Zoom aan de orde werd gesteld.
"Het is ook nog interessant", zegt spreker, "te wijzen op het rapport dat dezer
dagen door de S.E.R. is uitgebracht over de.bedrijfsarbeid van. 15-jarige meisjes en
14-. en 15-jarige jongens, waarbij men streeft naar een arbeidsverbod en verlenging
van de leerplichtige tijd. De S.E.R, komt daarbij tot de conclusie dat een arbeidsver
bod annex leerplichtverlenging wenselijk is, doch dat de invoering hiervan geleide
lijk en gedifferentieerd dient plaats te vinden. Verlenging van de leerplicht in eni
gerlei vorm vóór 1960 acht de S.E.R. niet mogelijk. Daarna zal het geleidelijk en ge
differentieerd kunnen geschieden, doch men spreekt zich niet uit over het tempo, noch
over de keuze-mogelijkheden die er zijn tussen bij voorbeeld eerst alle 14-jarigen en
daarna alle 15~jarigen, of eerst alle meisjes en daarna alle jongens. Wat de jongens
betreft betekent' dit dat er in 1957 van de 174.000 er 63.000 of 36,2% geen volledig
dagonderwijs ontving en 36.000 of 20,7% geen onderwijs in Y/elke vorm ook genoot. Voor
de 15-jarige meisjes lagen deze cijfers nog aanzienlijk hoger, namelijk zo, dat
34.000 volledig dagonderwijs ontving en een groep van 44.000 genoot na het verlaten
van de school geen enkel onderwijs meer. Als men daarnaast de totaalcijfers van de
S.E.R. beziet, dan ziet men dat in-1957 er aan 14- en 15-jarige jongens en meisjes
een totaal aantal was van 341,000, waarvan volledig onderwijs genoten 204.000 en ge
deeltelijk onderwijs 37-000, zodat ruim 100,000 geen onderwijs genoten, Dat zijn cij
fers die spreken en het meer dan wenselijk maken dat op dit terrein maatregelen geno
men YYorden, De stichting van een Levensschool is voor Bergen op Zoom dan ook van het
allergrootste belang','
Voor wat betreft het door de heer Asselbergs gestelde, dat waarschijnlijk, geen
rekening gehouden is met het vervallen van'de- renteloze lening, dat is inderdaad zo.
Op de ingezonden begroting heeft men ook kunnen zien dat er een bedrag van ruim
26,000,inkomen is en er bij de uitgaven geen rekening gehouden is met rente van
een te sluiten lening. Dat zou dus een hiaat zijn. Men merkt uit de stukken dat het
rijk geen rekening houdt met bedragen die men niet subsidiabel zou achten. De vraag
is of er.rekening mee gehouden zal moeten worden in de toekomst» Het is zo, dat de ge
meente geen -renteloze lening van 10.000,kan verstrekken, daar hierover door Ge
deputeerde Staten bezwaren zouden worden gemaakt» Spreker kan niet bevestiger, dat het
rentebedrag van 10.000,misschien tegen 6 a 7% per jaar als tekort op de begro
ting komt, maar er zijn vermoedelijk andere mogelijkheden waardoor het Stichtingsbe-
atuur toch een renteloze lening of een bedrag ineens kan worden toegewezen buiten ge
meente-bemoeiingen om.
Door de heer Ratsma is er op gewezen dat de begrotingen van provincie en gemeen-
ten op een dergelijk aangevraagd, bedrag niet zijn ingesteld, Spreker zou dit kunnen
onderschrijven, hij meent ook dat hier zuiver een rijkstaak ligt., fat dat betreft kan
hij mededelen dat deze levensscholen van betrekkelijk jonge datum zijn;voor de jongens
dateren deze pas van 1955. Als zijn inlichtingèn juist zijn dan hebben vorig jaar op
het Departement van Sociale Zaken besprekingen plaats gehad om naar een modus te zoe
ken om tot andere percentage-verdeling wat de subsidiëring betreft te komen. Hij hoopt
dat de landelijke stichting er in zal slagen andere percentages voor de levensscholen
in samenspraak met het rijk vast te stellen.
Naar aanleiding van de opmerking van de heer de Jaeger zou spreker er op willen
wijzen dat het voor de Mater Amabilisscholen iets anders ligt. Naast de subsidie wel
ke door rijk, provincie en gemeente wordtverstrektkomt men ook nog in aanmerking
voor een subsidie via het Nijverheidsonderwijs, omdat het dit onderwijs is dat zich
i' 1