niet onaanzienlijke werkeloosheid, niet vergelijkbaar met de werkeloosheid die men in
vorige crisissen heeft gezien, maar toch een die vooral in het licht van de hoogtij
op economisch gebied in de laatste jaren wel pijnlijk aandoet»
Spreker heeft bij de algemene beschouwingen reeds uiteen .gezet hoe de gemeente
in het bijzonder getroffen werd in haar activiteiten door de maatregelen die de rege
ring meende te moeten nemen om bestedingen te beperken en om de investeringen door-
de publiekrechtelijke organen binnen bepaalde perken te houden. Men meent thans dat
deze bestedingsbeperking zijn gang zo ver gegaan is dat er zeer ongewenste gevolgen
uit voort vloeien, opreker heeft onlangs nog gezien een persverslag van een reden van
Staatssecretaris van Rhijn, waarin hij zeide dat men naar zijn mening deze werkeloos
heid niet moest zien als een gevolg van de bestedingsbeperking, maar als veroorzaakt
door overbesteding, "hu is dat natuurlijk een en het zelfde", zegt spreker. In zover
re althans, het is natuurlijk juist dat de overbesteding een bestedingsbeperking heeft
nodig gemaakt en daaruit vloeien ongetwijfeld moeilijkheden voort op sociaal, econo
misch en financieel gebied. Had men de bestedingsbeperking niet ingevoerd, dan zou
de overbesteding ongetwijfeld ook wel haar lasten hebben -doen voelen op het economisch
leven en zou men ongetwijfeld ook thans minder prettige resultaten van de vroegere
ruime levenswijze, van de te ruime besteding hebben ondervonden.
Over het jaar bezien, is er groot verschil tussen de economische bedrijvigheid
in het eerste en in het tweede halfjaar, In het eerste halfjaar'kwam de teruggang nog
niet, althans zeker niet op merkbare wijze, tot uiting in de werkgelegenheid, in het
tweede halfjaar is deze steeds duidelijker geworden en aan het einde van 1957 kon men
ongeveer 110.000 werklozen tellen. Hierbij waren niet gerekend degenen die reeds in
e laatste maand hun ontslag hadden aangezegd gekregen, maar die nog niet als werke
loos stonden^ingeschreven voor 1 januari. Ook is in dit aantal van 110.000 niet inbe
grepen de duizendtallen van uren die de inkrimping van de werkweek vertegenwoordigen
en die ook wel gelijk gesteld kunnen worden met een werkeloosheid van in totaal
4 a 5000 arbeiders.
Hu heeft deze werkeloosheid zich speciaal gedemonstreerd in de ontwikkelingsge
bieden, in het zuidwesten van Hederland, het westen van Brabant mag hij wel zeggen en
in het noordoosten van Hederland, de ontwikkelingsgebieden in Groningen en Drente.Het
schijnt de bedoeling te zijn van de regering om hiervoor bijzondere maatregelen te ne
men, omdat men meent dat de werkeloosheid in deze gebieden bijzonder kwalijke vormen
gaat aannemen.
Wat kan de gemeente op dit gebied doen, vraagt spreker, en hij meent daarop te'
moetenantwoorden dat de gemeente betrekkelijk weinig kan doen. De gemeente kan zorgen
dat zij een voorraad van aanvullend werk heeft. De financiering daarvan en de toestem
ming dit aanvullend werk te zijner tijd aan te vangen hangt natuurlijk niet van de ge
meente af. Spreker kan de verzekering geven dat deze gemeente voldoende aanvullend
werk in een zodanig stadium gereed heeft dat,..mocht er de noodzaak zijn en mocht- er de
mogelijkheid zijn om de werkelozen daarbij te werk te stellen, dit op zeer korte ter
mijn kan geschieden. De gemeente moet natuunlijk ook zorgen, voor zover dit in haan macht
ligt, het normale werk gaande te houden. Spreker noemt hiervoor in de eerste plaats
de woningbouw, omdat de grootste investering van de gemeente op dat terrein ligt. De
woningbouw en alles wat er aan vast zit, aanleg van straten, aanleg van riolering .aan
leg van diverse aansluitingen als elektriciteit, water en gas en alles wat in een'woord
temaken heeft met het scheppen van nieuwe hrfsvestingsgelegenheid. Op dit gebied
blijft men ook geheel afhankelijk van de financiën die de gemeente daarvoor geboden
worden. "Zoals de Leden weten", zegt spreker, "er is daarover ook gesproken bij de be
handeling van de begroting, kan de gemeente alleen woningwetwoning!ouw plegen en hier
voor moet van Rijkswege het voorschot verstrekt worden. Voor -de bouw van premiewoningen
kan de- gemeente zelf niets doen, behalve trachten om belanghebbenden te vinden en be
langstellenden die hier woningen willen bouwen en-daarvoor dus arbeiders zullen kunnen
aantrekken"
^Hu gelooft spreker dat -men, wat betreft de economische neerslag ook niet al te
pessimistisch moet zijn. Er is ongetwijfeld een kettingreactie. Toen het iets slechter
ging^worden, begon er onzekerheid te komen, men ging minder kopen en het gevolg was dat
er ginderorders geplaatst werden bij de fabrikanten. Deze gingen minder produceren'
enz. Het is een kettingreactie die op een pessimistische instelling gebaseerd is. Aan
e andere kant is hij overtuigd datwanneer eenmaal de mening en de gefundeerde me
ning ingang heeft gevonden dat er geen fundamentele reden is om een grote crisis te
vrezen, het herstel dan ook vrij spoedig'zal- intreden.
In dit verband wijst spreker er op dat de ernstige situatie op het gebied van het
internationaal betalingsverkeer, die tot uiting kwam in de wekelijkse verliezen van'-de
Rederlandsche Bank,zówel. van goud als van deviezen, na enige tijd tot stilstand is ge-
omen. Een herstel is ingetreden. Dit weerspiegelt zich in een verlaging van de discon
to en een van debasissen voor het herstel in het algemeen is een meer gezond maken
van de exportpositie welke is geschapen en hoop geeft op een geleidelijk herstel.
De werkeloosheid in 1957 bedroeg gemiddeld 151. Dit is natuurlijk een vrij gunstig