-18- Door de heer Butijn is gesteld dat, wanneer een gemeente geen openbare school bezit, het eigenlijk zo is dat het bedrag bepaald moet worden in vergelijking met ge meenten waar wel een openbare school bestaat.Dit is echter niet het geval. Wanneer in een gemeente een openbare school ontbreekt, dan wordt als maatstaf genomen voor de exploitatie-vergoeding een bedrag per leerling dat voldoende moet worden geacht voor de redelijke behoeften van een in normale omstandigheden verkerende school.Men neemt dus niet als maatstaf een vergelijking met andere gemeenten maar de door spre ker genoemde maatstaf. De kwestie zelf is niet van nu. Door de heer de Jaegef is het reeds aangehaa a dat ieder jaar opnieuw deze kwestie ter sprake is gekomen en gelukkig kan hij daar bij zeggen dat ieder jaar opnieuw het bedrag omhoog is getrokken. Dat is niet al een de laatste tijd gebeurd, maar dat is reeds begonnen, als hij zich goed herinnert, in 1945, direct na de bevrijding. Van verschillende zijden is de opmerking gemaakt dat dit bedrag te laag is. oor de heer Asselbergs is gesteld: Is de bestudering die hiervan gemaakt is niet^wa sim pel geweest van de zijde van het gemeentebestuur door van het advies van de inspec- teur uit te gaan, terwijl, zoals uit het advies van Burgemeester en Wethouders blijk een diepgaande studie gemaakt moet worden om tot de juiste gegevens en cijfers te ko men? Had dat van de zijde van het gemeentebestuur dan ook niet kunnen gebeuren Di is misschien in mindere mate", zegt spreker. Hij kan -zich niet op de hoogte stellen in welke mate de inspecteur hier een studie van heeft gemaakt, maar spreker kan we mededelen dat het. gemeentebestuur zich alleen heeft gebaseerd op de rekeningen van het afgelopen jaar. Voor de instandhouding van de scholen bestaat voor de schoolbe sturen de mogelijkheid artikel 72 en artikel 101 te hanteren. Het verschil zi er in dat kapitaalsuitgaven kunnen worden gedaan door middel van de normale exploitatie vergoeding, maar ook kunnen gebeuren hij aanvrage ex artikel 72. Het is wel opvallen dat bij de studie welke het gemeentebestuur gemaakt heeft is gebleken dat die scholen die aangesloten zijn bij de Schoolraad in het verleden zo goed als geen gebruik ge maakt hebben van de mogelijkheid van artikel 72 en steeds hun kapitaalsuitgaven heb ben gedaan uit de exploitatie-vergoeding. Dit vindt spreker een e angrijj s u ie gegeven, want hieruit blijkt dat de exploitatie-vergoeding er toch nog we mee kon, daar men anders in het verleden meer gebruik zou hebben gemaakt van artikel U. Burgemeester en Wethouders kwamen bij de bestudering hiervan zelfs tot de^conclusie dat een der schoolbesturen de grote uitgaven verbonden aan een volledig nieuwe ver warming uit de normale exploitatie-vergoeding had betaald. Dit geeft aanleiding hier niet verder op in te gaan en er verder geen tijd aan te besteden. In tweede instantie, nadat de studie was gemaakthebben Burgemeester en Wet houders zich laton inlichten door de inspecteur van het lager onderwijs, een aes dig man, die er zowel ten dienste van de scholen als van de gemeente is voor wat de deskundige voorlichting betreft. De inspecteur heeft enerzijds omdat er een mogelijk heid zat in de normale stijging van kosten en anderzijds aan-de hand van zijn nader- onderzoek in verband met het schrijven van de Schoolraad zijn voorstel tot verhoging van de bedragen gedaan, Spreker zou er voorts op willen wijzen, hetgeen hij reeds meermalen m deze Raad heeft gedaan, dat er voor de schoolbesturen toch een beroepsmogelijkheid is. Over deze beroepsmogelijkheid is ook een alinea gewijd in het schrijven van^de Schoolraad en daarin komt men tot de conclusie dat het eigenlijk niet prettig zou zijn om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Spreker ziet dat niet in, de moge lijkheid is er en waarom zou men er dan geen gebruik van maken. Spreker dacht daf men er geen gebruik van had gemaakt omdat men het niet reëel aan kon tuncn. k s ^men het reëel aan kan tonen en het verantwoord is, dan had het schoolbestuur van zijn recht gebruik moeten maken, Het is zoals de heer Foorman heeft opgemerkt, het feit dat de^Schoolraad stelt dat het steeds moeilijker valt een sluitende begroting te krijgen impliceer a tot heden nog gelukt is, terwijl men op dit moment nog niet stelt:het is onmogelij Spreker heeft van een deskundige uit de Raad, namelijk de heer de Jaeger, die in de commissie van financiën zijn deskundig oordeel voor de eerste maal^hee un nen geven omdat deze aangelegenheid voor de eerste maal daarin gebracht is, maar die zich heeft opgeworpen als een deskundige op dit gebied, omdat hij er zich in heeft verdiept, het gelukkig geluid mogen horen, dat hij overtuigd is dat de ver~, hoging zoals deze voorgesteld wordt tot volle tevredenheid vande schoolbesturen zal zijn. Het moet hem echter van het hart dat, als de deskundigheid juis en goed is van de heer de Jaeger, hij het jammer vindt dat een zo hoog bedrag^gevraag is. Dat lijkt dan meer op een zekere handel: laten we veel vragen, dron krijgen we mis schien wel wat bij. Hij gelooft dat het heter is met reële vragen en reele bedragen ten opzichte van de gemeente te komen en dat men nooit bedragen moet vijgen me e idee: laten we veel vragen en als we dan de helft krijgen zijn we ook dik conten Tot slot zou spreker nog de vraag willen beantwoorden van de heer Ratsma, waar om het bedrag'aan de schoolbesturen die een school in bruikleen hebben ontvangen

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1958 | | pagina 18