~16- Punt b. is de behandeling van het schrijven van de Schoolraad door het college van Burgemeester- en Wethouders. Dat kan hem niet helemaal bevredigen» Er wordt een klein briefje geschreven waarin verwezen wordt naar het advies dat voor de Gemeente raad is uitgebracht, maar wanneer men dat advies nader analiseertblijft het ergens steken. Zo ongeveer midden op de eerste bladzijde van het advies staat:"Alvorens na der in te gaan op de al dan niet noodzakelijkheid van het verhogen van de bedragen per leerling voor 1958, willen wij wijzen op de naar onze mening niet gelukkig gekozen motivering van de R.K.Schoolraad"Men wijst op een niet gelukkig gekozen motivering, maar gaat dan naar zijn mening niet nader in op de al of niet noodzakelijkheid. Ten zij men wat de inspecteur doet beschouwt op een nader ingaan» Spreker vindt het ech ter erg simpel gesteld. Het blijkt ook, zoals men schrijft, dat het verschrikkelijk moeilijk is uit te gaan van de gepubliceerde cijfers van het centraal bureau voor de statistiek, omdat deze cijfers met alle mogelijke voorzichtigheid moeten worden beke ken. Het schijnt dat het niet mogelijk is er een algemene conclusie uit te trekken dan nadat een grondig onderzoek is ingesteld» Spreker is overtuigd dat de inspecteur van het lager onderwijs een grondig onderzoek zal hebben ingesteld. Daar twijfelt hij niet aan. Als hij goed begrijpt is er over de handelwijze van de inspecteur geen en kele kritiek, maar geeft deze wel aanleiding om te twijfelen aan de juiste methode die het gemeentebestuur in deze volgt. Naar sprekers mening is het zo dat deze subsidie van uitermate groot belang moet worden geacht voor de geestelijke ontwikkeling en de geestelijke volksgezondheid zou men kunnen zeggen van de Bergen op Zoomse bevolking. Spreker heeft de indruk, het is alleen een indruk maar hij meent die onder woorden te moeten brengen, dat het gemeentebestuur toch eigenlijk weinig anders doet dan zich re fereren aan de mening van de inspecteur van het lager onderwijs, zonder - het is mis schien wel wat hard gezegd - een eigen gefundeerde mening te hebben. Wanneer het juist zou zijn en hij hoopt dat het onjuist 'is, maar wanneer het juist zou zijn, dan hoopt hij dat men het zal kunnen ontzenuwen. Maar spreker vreest dat men dit alleen kan doen wanneer men zelf een bijzonder grondig onderzoek heeft ingesteld, wat volgens Burgemeester en 'Wethouders noodzakelijk is, wil men niet alleen de cijfers van het bureau voor de statistiek beoordelen maar de werkelijke situatie ten aanzien van de Bergen op Zoomse scholen. En dit is belangrijker. Spreker meent dit in het algemeen belang te moeten opmerken. De heer NOORMAN merkt op dat dit voorstel niet alleen in de commissie van onder wijs is besproken, maar ook in de commissie van financiën heeft het een punt van be spreking uitgemaakt en in deze commissie is men zeer breedvoerig ingegaan op deze zaak. Spreker moet zeggen, de brief van de Schoolraad om verhoging van de subsidie heeft hij uiteraard met veel belangstelling bekeken, want het is zo, wanneer de uitke ring te laag zou zijn, zou dit tot gevolg hebben dat de kwaliteit van het onderwijs werd geschaad. En dat mag onder geen voorwaarde het geval zijn. Maar het adres van de Schoolraad is een beetje eigenaardig en de. conclusie die getrokken wordt sluit niet helemaal. Men voert aan dat bij een vergelijking met Amsterdam hier een ontzettende achterstand zou bestaan. Spreker kan zich dat niet indenken en hij meent ook dat de kosten van het onderwijs in Amsterdam vermoedelijk anders zullen liggen dan hier. Het tweede argument dat de Rijksbegroting van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen 25% hoger is dan vorig jaar als gevolg van de steeds stijgende kosten van het g.l.o. is ook niet juist. De rijksbegroting van onderwijs is voor een belangrijk deel verhoogd door de salarisverhoging, welke in het uitkeringsbedrag geen rol speelt, het stichten van nieuwe scholen voor middelbaar onderwijs en universiteiten. Tenslotte schrijft de Schoolraad dat een sluitende begroting voor hen steeds moeilijker wordt. Met andere woorden, men kan wel een sluitende begroting krijgen, maar het wordt erg moeilijk. Spreker zou in dit verband do vraag willen stellen of andere scholen voor. g.l.o. dan de bij de Schoolraad aangesloten scholen een verzoek hebben gedaan tot ver hoging van de bijdrage en of gebleken is dat scholen met het thans bestaande bedrag.- niet rond kunnen komen. Mocht dat het geval zijn, dan ligt er een bewijs dat de bedra gen te laag waren. Spreker wil het echter aannemen. Zelf heeft hij geen verstand van deze cijfers, maar de inspecteur van het lager onderwijs die dagelijks tot taak heeft juist deze dingen te bekijken is een bij uitstek deskundige en bovendien de aangewezen persoon om deze bedragen vast te stellen, temeer omdat men mag aannemen dat de inspec teur uiteraard het onderwijs een warm hart toe draagt en bij het minste tekort hierop wel zal reageren. De heer BUTIJN kan zich met de voorgestelde verhoging'wel verenigen, maar hij meent dat, als men de vaststelling van het bedrag baseert op het advies van de in specteur, men de zaak omdraait. Hij dacht dat, wanneer voor een school in een bepaal de plaats het bedrag vastgesteld moet worden en er is in die plaats geen openbare school, de grondslag dan vastgesteld moest worden op basis van de kosten van soort gelijke scholen in de omgeving."Is dat ook hier gebeurd?", vraagt hij, "Heeft de in specteur nagegaan wat gelijke scholen elders krijgen?". Dat is naar zijn mening pri mair, wat zijn de kosten aan soortgelijke scholen elders en niet wat de inspecteur er van zegt.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1958 | | pagina 16