i li
-18-
den nadien is het voorstel gekomen om de vermakelijkheidsbelasting algemeen te her
zien, Dat is dan in de vergadering van de Raad van 30 november gebeurd, waarmee de
verenigingen die zich bewegen op het gebied van cultuur en sport in uitzicht werd ge
steld een verlichting te krijgen in de zeer zware lasten welke ze over het algemeen
hetben. Het is nu bijna 2 jaar later en zeer tot zijn spijt komt nu het voorstel om
de verordening wederom in te trekken. Het blijkt dat Gedeputeerde Staten als tussen-
post fungeren en bepaalde desiderata aan het Rijk te kennen hebben gegeven en nu de
bekende stok achter de deur hanteren om de gemeente in overweging te geven deze be
lasting opnieuw te herzien en in te trekken, daarbij in aanmerking nemend dat de gel
den die de gemeente daarmee op haar inkomsten derft op de subjectieve uitkering wor
den verhaald.
Toen de kwestie vermakelijkheidsbelasting bioscopen speelde, is dit argument
ook gehanteerd en hij meent dat deze derving van inkomsten integraal in de subjectie
ve uitkering is opgenomen geworden. Indertijd werd de derving van inkomsten van de
verlaging van de bioscopen op een bepaald bedrag gesteld en spreker gelooft dat, wan
neer op hetzelfde ogenblik de vermakelijkheidsbelasting in het algemeen was herzien
geworden, hetzelfde bedrag van de inkomsten dan was gederfd wat nu alleen voor de
bioscopen in uitzicht was gesteld.
Hu zit men voor de moeilijke kwestie dat deze verordening, die indertijd met
veel genoegen is aangenomen, weer ingetrokken moet worden. Spreker moet eerlijk zeg
gen dat hij voor het heel erg kleine bedrag dat dit de gemeente kost erg huiverig
is daartoe over te gaan en dat hij niet wil aannemen dat het Rijk inderdaad deze in
komstenderving niet wil opnemen inide subjectieve uitkering.
Zoals men weet, verkeren verschillende verenigingen die zich bewegen op het ge
bied van sport en cultuur niet in een positie dat zij royaal met hun geld kunnen om
springen, waardoor de belasting voor hen erg zwaar weegt. Het gaat dikwijls bij deze
verenigingen, waar het kleine percentages betreft, om maar luttele bedragen, maar
voor deze verenigingen toch wel belangrijke bedragen. Spreker is van mening dat, als
de verenigingen door aanneming van deze verordening enig soulaas zou worden gegeven,
dit deze verenigingen zeer ten goede zou komen.
Zoals spreker reeds in de Commissie heeft gezegd, zou hij het onjuist vinden om
juist in deze tijd deze verhoging opnieuw te doen toepassen en hij kan zich dan ook
voorshands niet met dit voorstel verenigen.
De heer- H0TEH800I zegt hieraan niet veel te hebben toe te voegen. Hij wil zijn
stem^ slechts motiveren en mededelen dat hij volledig achter de heer Broekmans staat
en zijn stem niet aan dit voorstel kan geven.
De heer HERTOGH kan onderschrijven wat door de heren Broekmans en Notenboom is
gezegd.
De heer NIJSSEN gelooft ook aan de woorden van de heer Broekmans weinig te heb
ben toe te voegen» Hij kan ze geheel onderschrijven» Hij vreest echter dat men aan
het kortste eind zal trekken wanneer men dit voorstel niet aanvaardt. Hij zou willen
vragen de verordening soepel toe te passèn ten aanzien van vrijstellingen; misschien
dat daarin dan iets gevonden kan worden.
De heer RSxAMA. betreurt het met de heren die hierover reeds gesproken hebben dat
men deze stap moet nemen."We hebben indertijd", zegt hij, "uit het oogpunt van bil
lijkheid tegenover de verenigingen gemeend de tarieven te moeten verlagen, omdat we
het ook voor de bioscopen hadden gedaan'.1 Er was een tijd verlopen tussen de twee be
sluiten en inderdaad is het wel noodlottig dat de verenigingen daarvan de dupe wor
den, ifet verwerping van dit voorstel zou men zijns inziens op de gevaarlijke weg zijn.
Men zal in de toekomst nog vele malen een beroep moeten doen op het Rijk voor een
subjectieve uitkering en men moet dan ook het standpunt van het Rijk begrijpen wan
neer men wenst dat alle bronnen die de gemeente ter beschikking staan eerst worden
aangeboord. Het is wel zo dat, wanneer de gemeente op een andere manier kans ziet om
dit bedrag beschikbaar te krijgen, men de vermakelijkheidsbelasting wel mag verlagen.
Hij zou willen vragen of het college wil overwegen of een andere bron van belasting
heffing mogelijk zou zijn om dit te bereiken, waardoor men deze billijke verlaging
voor de verenigingen zou kunnen handhaven.
De heer HOUTMAN deelt in de eerste plaats mede dat het college met de Raad dit
voorstel betreurt. Het is uiteraard zo, dat men vanaf november 1956 heeft zitten
wachten op goedkeuring van het Raadsbesluit, om in aansluiting op de verlaging der
vermakelijkheidsbelasting voor bioscopen en ter tegemoetkoming aan de verenigingen
de verlaging van de andere vermakelijkheidsbelastingtarieven te kunnen toepassen. Dit
is uiteraard in de Raad in de loop der tijd on speciaal bij de begrotingsbehandeling
meermalen ter sprake gekomen, laar toen de goedkeuring van de begroting van 1957 af
kwam, kwam wel vast te staan dat men niet wenste af te wijken van de algemene richt
lijnen en men deze verlaging niet zou toestaan,om daarmee te voorkomen dat het bedrag
waarmee deze belasting verlaagd werd op een andere wijze moest worden gecompenseerd.
Gedeputeerde Staten hebben hierop zeer terecht gewezen en in overweging gegeven dit
Raadsbesluit in te trekken. Men kan nu twee dingen doen, het besluit handhaven of in-