11-
De VOORZITTER zou er aan toe willen voegen dat hier niet is bij gekomen het bij
zonder land- en tuinbouwonderwijs, dat in zoverre ook verschilt van deze genoemde
soorten onderwijs, omdat ze nog niet wettelijk geregeld zijn. Hij gelooft dat het de
bedoeling is van Burgemeester en Wethouders en misschien ook van de Raad om ha te
gaan in hoeverre soortgelijke subsidieregelingen kunnen worden ingesteld voor dit on
derwijs voor zoverre men daar nog geen subsidie a,an geeft.
Voor de lagere tuinbouwschool in deze gemeente heeft men een andere wijze van sub
sidieverlening, namelijk door het beschikbaar stellen van een gebouw. De kosten daar
van omgerekend betekenen een subsidiebedrag van toch nog wel ruim 50» per leerling.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van Burge
meester en Wethouders besloten.
XVIII.VOORSTEL TOT HET GEVEN'VAN BBH BESTEMMING VOOR HET JAAR 1958 AAN DE RENTE OVER
DE BELEGDE MIDDELEN VAH HET LEGAAT VAN Mr.'PXF. VAN COOTH.
(Dossier nr, 288 C).
(Verzameling 1958, nr. 52).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XIX. VOORSTEL TOT HET AAN DE WEST-BRABANTSE HARDDRAVERIJ ËH CONCOURS-HIPBIgDE VER
ENIGING TE BERGEN OP ZOOM VERLEKEN VAN'EEN SUBSIDIE EN EEH GARANTIE IN DE KOS
TER VAN HET ORGANISEREN VAN EEH C OHO OURS-HIPPIQUE OP 26 MEI 1958.
(Dossier nr. 123 B).
(Verzameling 1958, nr. 53').
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XX. VOORSTEL TOT' HET GOEDKEUREN VAN DE REKENINGEN VAH HET DOOR DE BERGEN OP ZOOMSE
STICHTING TOT EXPLOITATIE VAN'SPORT- EN SPEELVELDEN 'BEHEERDE SPORTPARK EH DE
SPEELTUIN OVER HET DIENSTJAAR 1956.
(Dossier nr. 121 J).
(Verzameling 1958, nr. 54).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXI. VOORSTEL TOT:
1GOEDKEURING VAN DE 1e WIJZIGING VAN DE - BEGROTING VOOR HET SPORTPARK EN DE
SPEELTUIN VOOR 1958;"EN
2) VERHOGING VAN DE SUBSIDIE VOOR 1958.
(Dossier nr, 118 N).
(Verzameling 1958, nr, 40),
De heer BROEKMAKS zou naar aanleiding van dit voorstel gaarne hieraan nog een
kleine beschouwing willen wijden en tot vaststelling van enige punten willen komen.
De Raad van Beheer van de Bergen op Zoomse Stichting tot exploitatie van sport
en speelvelden heeft zich reeds op het standpunt geplaatst, dat het voor de normale
instandhouding en het onderhoud van het sportpark en de speeltuin noodzamelijk was
om de vior werkkracht en te handhaven. Met voldoening constateert hij dat hiervoor nu
niet alleen voldoende begrip is, maar dat dit als een vast gegeven mag worden be
schouwd, In feite kan nietvan een oplossing van de moeilijkheden worden gesproken,
het is,veeleer een verschuiving ervan'tot 1959, Het is in dit verband duidelijk dat
voor het jaar 1959 met een gevoelige verhoging rekening dient te worden gehouden.De
Raad van Beheer heeft dan ook duidelijk een en ander met de nodige reserve voorge
steld. Het is het college bekend, dat momenteel door de Raad van Beheer onderhandelin
gen worden gevoerd om te komen tot uitbreiding van het beschikbaar zijnde aantal sport
terreinen. Een dergelijke uitbreiding is hard nodig en bij een gunstig verloop van
genoemde onderhandelingen, welke een weldadige ontspanning zou geven hij de zware en
soms te zware belasting van de velden, zou dit ook weer de nodige kosten van onder
houd met zich mee brengen. Spreker moet hieraan nog toevoegen dat het niet helemaal
denkbeeldig is, dat door de langdurige vorstperiode een aantal werkzaamheden in een
kort bestek moeten kunnen worden uitgevoerd, waardoor ook het nu beschikbare perso
neel zodanig zal zijn overbelast, dat hiervoor maatregelen moeten worden overwogen.
Hij wil de zaken aeker niet zwaarder melken dan ze nu lijken, maar slechts een inzicht
geven van de gedachten die bij de Raad ven. Beheer leven en dat hij daarbij de risico's
zeer wel ziet. Voor de Raad ven Beheer is wat nu is voorgesteld zeer zeker niet _dè
oplossing, maar het is uit een oogpunt van beleid een goede verhouding dat de Raad
van Beheen op deze wijze.heeft gehandeld.