-7-
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van Burge
meester en Wethouders besloten.
VIII.VOORSTEL TOT HET VERLENEN VAN EEN KREDIET VAN 251.200.— TEN BEHOEVE VAN HET
BIJ WIJZE VAN WERKVERRUIMING BOUWRIJPMAKEN VAN TERREINEN IN HET UITBREIDINGS
PLAN "MOERSTRAATS EBAAN"
(Dossier nr. 267 C).
(Verzameling 1958, nr. 45)«
De heer BUTIJN zou willen vragen of bij dit werkobject ook de weg, de Moer
straat s eb aan zelf, niet betrokken kan worden. De toestand is erbarmelijk slecht en
de mensen hebben er zelf reeds over geklaagd. Dat is o.m. tot uitdrukking gekomen
in een ingezonden stuk in het Brabants Nieuwsblad., "Is het niet gewenst hieraan wat
te doen?", vraagt spreker.
De heer HAVERMANS zou hierbij even op het gehele complex van de Moerstraatse-
baan willen wijzen. Zoals men zich kan herinneren is alles bij elkaar, het bouwrijp
maken en de reconstructie van de weg begroot op 1,2 millioen. Als de uitvoering hier
van alleen ten koste van de gemeente moet komen is het zijns inziens logisch, omdat
het object betrekkelijk klein is en daarom zwaar drukt op het uitbreidingsplan, dat
dit niet in korte tijd realiseerbaar is. Om de zaak in onderdelen aan te kunnen pak
ken is er aan gedacht dit in fasen uit te voeren, "Men zal zich herinneren", zegt
spreker, "dat de eerste fase betrof de riolering van het gehele gebied. Er is een
hoofdriool gelegd en een ringleiding. Het hoofdriool loopt midden door het gebied.
Dit is uitgevoerd als D.A.C.W.-werk met een belangrijke subsidie. De tweede fase is
het bouwrijp maken van het terrein, waar déze kosten op slaan. Als men bij de villa
van de familie Rubsaam een brug krijgt, dan wordt dit gebied in twee delen gesneden.
Het gedeelte aan de Zoomkant wordt hiervan het eerste klaar gemaakt, terwijl als 2e
fase "b" het terrein in de richting Hazenkop een beurt krijgt. De 3e fase is dan de
wegreconstructiehet wegdek vanaf de brug van de wasserij tot de Hazenkop en het ma
ken van trottoirs. Die derde fase is voor de gemeente, ook al wordt het werk in
D.A,C.W,-verband uitgevoerd, het belangrijkste object, omdat de subsidie dan niet zo
hard meespeelt, waar de kosten van materiaal dan zoveel hoger zijn. Niettemin is er
aan gedacht deze fase zo spoedig mogelijk uitgevoerd te krijgen. Aangezien de begro
ting van dit object enkele jaren oud is, is door Burgemeester en Wethouders opdracht
gegeven om. de'begroting te herzien en kant en klaar te maken als D.A.C.W.-werk'.'Deze
zaak dient in eerste instantie besproken te worden met de D.A.C.W, te den Bosch en
spreker hoopt dat men daar volledig medewerking zal krijgen, waardoor de inderdaad
onhoudbare toestand waarin de Moerstraatsebaan op het ogenblik verkeert opgeheven
kan worden
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van Burge
meester en Wethouders besloten.
IX. VOORSTEL TOT HET ONBEWOONBAAR VERKLAREN VAN DE WONINGEN: ZUIDZIJDE HAVEN NOS
15. 87 en 09. OUD-BORGVhIBT NOS." 15 en 16EN ZUID MOLENSTRAAT NOS. 14 en 16.
(Dossier nr. 132 B
(Verzameling 1958, nr. 37)»
De heer RATSMA acht het nodig dat deze woningen onbewoonbaar verklaard worden.
Maar men ziet in de stad nu al een groot aantal onbewoonbaar verklaarde woningen die
nog steeds bewoond zijn. Het grote bord op het huis: "Onbewoonbaar verklaarde woning!'
is voor de mensen erg onplezierig. Bij sommige woningen hangt dat enkele jaren."Is
het niet beter", vraagt spreker, "een. woning onbewoonbaar te verklaren wanneer vast
staat dat ze inderdaad ontruimd kan worden?". Hij vreest hoe meer onhewoonbaarverkla
ringen, hoe meer woningen er komen met zo'n onsympathiek bord er voor.
De heer HAVERMANS is het met de heer Ratsma eens dat men zich hij de onbewoon-
baarverklaring zou moeten houden aan de periode, aan de termijn welke door de provin
ciale directie is gesteld. Wanneer een woning onbewoonbaar moet worden verklaard,
wordt te voren nagegaan of ze spoedig kan worden ontruimd. Dat brengt nog wel eens
moeilijkheden. Een woning wordt onbewoonbaar verklaard wanneer er gevaren aan de be
woning zitten. Het langer in gebruik blijven van dergelijke woningen kan voor de men
sen die in dergelijke woningen zitten riskant zijn. Wanneer men tot onbewoonbaarver
klaring overgaat, is het echter niet altijd mogelijk binnen de vastgestelde termijn,
van ontruiming een woning aan deze mensen toe te wijzen» Bovendien komen deze mensen
die in een klein huisje gewoond hebhen bij toewijzing van een andere woning voor hor-
gere huur te zitten, hetgeen ook vaak voor die mensen een grote rol speelt.
De VOORZITTER meent, zich te herinneren dat in de meeste gevallen he't initiatief
en de aandrang tot onbewoonbaarverklaring uitgaat van de provinciale dienst. En dan
is er weinig meer aan te doen. Het initiatief gaat zo min mogelijk uit van het ge
meentebestuur, omdat dit de bezwaren door de heer Ratsma genoemd onder de ogen ziet.