De heer MUSTERS merkt op dat de tijden wel veranderd zijn» Spreker heeft de eer gehad Voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur te zijn» Hij heeft toen hij dit indertijd was geworden een vergadering uitgeschreven en naar alle parochiële armbesturen de vraag gericht of zij een avond Y/ilden komen praten om te komen tot samenwerking, vooral met het idee en het doel om dubbele uitkeringen te mijden en tot uitwisseling van gedachten te komen» Die vergadering heeft plaats gehad. Er is een en ander beloofd en hij heeft er naderhand, evenals de Secretaris van het Armbestuur, nog eens naar gevraagd, maar er is niets van terecht gekomen. Spreker neemt aan dat het misschien op het ogenblik wel nodig is, maar toen is die samen werking aangeboden, precies niet aan die vereniging, maar aan de parochiële arm besturen, en daar heeft men niets meer van gehoord» De VOORZITTER zegt, dat, hoewel de woorden, voor zover ze gericht zijn tot Maatschappelijk Hulpbetoon, moeilijk direct door dat bestuur beantwoord kunnen worden, waarschijnlijk toch de Y/ethouder qualitate qua als Voorzitter van het col lege van regenten er een toelichting op wil geven» Overigens gelooft hij dat men wel ruim geweest is met de interpretatie van dit voorstel. Het gaat over een voor dracht en men is verzeild naar het beleid van Maatschappelijk Hulpbetoon. Spreker hoopt dat dit verder zoveel mogelijk beperkt wordt, voor zover het -samenhangt met de voordracht die aan de orde is» De heer BROOS moet constateren dat in het betoog van de heer Asselbergs toch wel zeer ernstige critiek wordt gericht tot Mask schappelijk Hulpbetoon,dat het van de geboden gelegenheid die er was door het bedanken van de heer Segers geen gebruik gemaakt heeft om iemand van het particulier initiatief en met name een vertegenwoordiger van het I.S.C.C» in het college zitting te laten nemen. In het algemeen kan hij er wel inkomen als men stelt dat een vertegenwoordiger van het particulier initiatief op zijn plaats zou kunnen zijn in het college van Maat schappelijk Hulpbetoon, Hij kan echter deze critiek niet accepteren. Het is zo, dat bij de algemene beschouwingen die onlangs gehouden zijn van zijn kant nog is gesteld dat samenwerking tussen de gemeente en het particulier initiatief voor verbreding vatbaar is en een inniger contact zeker wenselijk, omdat dit helaas - en hij zou"helaas"willen onderstrepen - niet het geval is. Hij heeft ook ge steld dat tot de eigenlijke taak van de overheid op het terrein van het maatschap pelijk vlak o.m. behoort de taak van subsidiërende aard, omdat de overheid, als gevolg van de historisch traditionele groei, primair het particulier initiatief moet laten, optreden',' Spreker gelooft dat de beleidslijn van het college en ook van het college van Maatschappelijk Hulpbetoon toen Y/el zeer duidelijk is gesteld en hij kan wel verzekeren dat niet alleen Burgemeester en \Yethouders maar ook Maatschappelijk Hulpbetoon zeker in deze richting streven. Spreker moet onder schrijven v/at de heer van Doorn gezegd heeft, dat, wanneer de heer Asselbergs spreekt van beleidsfout en bele.idstekortkoming, dit veel te grote Y/oorden zijn. Wat de voordracht betreft is het zo, zoals men in de toelichting heeft'kun nen lezen, dat krachtens artikel 5, 4© lid. van het reglement een voordracht moet Y/orden gedaan van tenminste 2 personen, dat deze voordracht bij het ooilege van Burgeméester en Wethouders moet worden ingediend, dat ze doorgeeft aan de Gemeen teraad» Bij de samenstelling van de voordracht is het college van Maatschappe lijk Hulpbetoon uitgegaan van de idee dat het nuttig en wenselijk zou zijn dat in de ontstane vacature een vertegenwoordiger zou komen van het nieuwe stadsdeel, met name van Gageldonk. Daarnaast een vertegenwoordiger waarvan vast stond dat, hij op sociaal maatschappelijk vlak zijn sporen verdiend had. Er zijn 3 candida- ten genoemd en uiteindelijk zijn er 2 op de voordracht gekomen. Bovendien kan spreker vertellen dat daarnaast 2 candidaten zijn genoemd die toevallig bestuurs leden zijn van het I.S.C.C» Niet in' deze kwaliteit, maar als persoon» Het colle ge van Maatschappelijk Hulpbetoon meende echter vast te moeten houden aan 2 men sen uit Gageldonk, met als gevolg dat besloten is deze voordracht in te dienen, Y/aarbij de candidaten zijn geplaatst in alphabetische volgorde» Men kan over de motivering van de candidaatstelling verschil van mening heb ben, de personen kan men gevoeglijk buiten beschouwing laten, maar naar zijn me ning heeft de candidaatstelling een normaal verloop gehad, pWat hem in sterke mate verY/ondert in het betoog van de heer Asselbergs,"is het feit dat men van de zijde van het I.S.C.C» nooit, maar ook nooit, noch bij hem noch bij een ander lid van het college van .Maatschappelijk Hulpbetoon eën^ suggestie of enige aandrang heeft gedaan om een vertegenwoordiger te krijgen in het college. Hij herinnert zich'de vacature van de heer van de Wouw en van me vrouw Fonville."En het is toch niet zo", zegt hij, "dat het I.S.C.C. pas twee jaar is opgericht". Spreker meent dat het al vijf zes jaar bestaat» In die tijd is er zeker gelegenheid gei/eest contact op te nemen met een van de leden van het college. Maar dat is niet gedaan» In tegenstelling met de mening van de heer Asselbergs meent spreker dat er een tekortkoming is aan de kant van het bestuur van het I.S.C.C. zelf? het

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1957 | | pagina 80