u -25- tegen verlaging gijn aangebracht wil hij als uitgangspunt nogmaals nemen de gedwongen verhoging welke in 1948 door het Rijk practisch werd veror donneerd, Toen na een accountantsonderzoek de tarieven weer vrij konden worden vastgesteld is deze verhoging blijven voortbestaan tot de exploi tanten zijns inziens terecht om verlaging vroegen. Een groot aantal ge meenten is voorgegaan en nu kan het er bij hem toch maar niet zo in dat deze gemeenten ongelijk zouden hebben gehad en geriskeerd zouden hebben tot deze verlaging eenzijdig te zijn overgegaan. Een vraag welke hem in dit verband zeer interesseert is deze* Hoe is het prijsverloop geweest- in de bioscopen in de plaatsen waar tot verlaging werd besloten? Hebben déze nu hun prijzen verlaagd of zijn zij hetzelfde gebleven? Spreker meent te weten dat in enige plaatsen de prijzen zelfs nog verhoogd zijn, Bevestiging hiervan kan hij echter niet krijgen. Maar dit is volgens spreker ook niet bepalend. Plaatselijke omstandigheden kunnen hier een rol spelen. Er is o,a. betoogd dat de verhoging van de vermakelijkheids belasting mettertijd in de prijzen is verdisconteerd en mogelijk is dit het geval. Tot welke hoogte dit waar is kan spreker echter niet beoor delen, maar men heeft van de ene kant er toch terdege rekening mee te houden dat alle lasten sterk'zijn verhoogd, die bij de verhoging van de ppijzen wel een z'eer grote, zo niet de grootste rol hebben gespeeld. Spreker kan zich zelfs voorstellen dat momenteel of later deze prijzen weer voor verhoging in aanmerking zouden kunnen komen, waardoor de be zoeker weer extra zou v-orden getroffen, omdat hij meer belasting zou moe ten betalen. Want stel het geval dat nu de prijzen verhoogd zouden moe ten worden, doch dit door een belastingverlaging niet behoeft te geschie den, Dan blijven weliswaar de prijzen hetzelfde, ma~r de bezoeker betaalt i|i feite minder belasting. Spreker weet wel dat bij een eventueel boek- opderzoek bepaalde feiten duidelijker zouden worden geaccentueerd, maar vfm de andere kant is hij het roerend eens met wat de heer Ratsma zo even ep in een vorige vergadering heeft betoogd, dat het niet rechtvaardig .is dfe hoogte ven de vermakelijkheidsbelasting afhankelijk te stellen van de bedrijfsresultaten van de onderneming. Terwijl hierbij nog komt dat bij verschillende uitkomsten van de beide ondernemingen het wel heel moei lijk zou zijn een bepaalde gedragslijn vast te stellen, In prinsipe is spreker tegen dit boekonderzoek en hij ziet er het nut ook niet van in. Ook is nog ter sprake gekomen de beoordeling van de films door een Commissie, Met alle respect voor het voortreffelijke werk dat deze Com missie in het verleden heeft verricht, is spreker toch van mening dat het voor de exploitanten van zeer veel nut zou zijn vooraf te weten waar zij aan toe zijn. Mocht het verzoek van de bioscoopexploitanten worden afgewezen en voorshands ziet spreker geen aanleiding dit te doen, dan dient te worden nagegaan of er geen mogelijkheid is een beoordeling voor af te doen geschieden, mogelijk door de zogenaamde A.I,films voor een la ger tarief te bestemmen, waardoor de mogelijkheden voor de exploitanten wellicht ruimer worden. Maar zoals hij al gezegd heeft, op dit ogenblik ziet hij geen aanleiding om dit te bespreken gezien het feit,dat de rer denen die tot afwijzing van het verzoek zijn aangevoerd hem nog allerminst hebben overtuigd. Tot zover zou spreker het hierbij in eerste instantie willen laten. De heer HOUTMAN zegt bij de aanvang van de discussies hedenavond in dé Raad de gedachte gehad te hebben dat hij niet ver op de details behoef de in te gaan, In de vergadering van vorig jaar was de houding van zijn Cpmmissieleden aanleiding over te gaan tot intrekking van het voorstel om een nader onderzoek in te stellen. Hij was in de veronderstelling dat nu zijn Commissieleden unaniem achter het advies dat zij 10 november 1955 gaven, zouden blijven staan, maar het zijn juist twee Commissieleden ge- weest die zich tegen het advies hebben verklaard en dat noodzaakt hem toch nader op de details in te gaan, Vorig jaar is op alle mogelijke wijzen getracht die documentatie ter tafel te brengen die de Leden van de Raad in staat zou stellen een juist' oordeel te vormen voor het al of niet overgaan tot verlaging der vermake lijkheidsbelasting. Dit ging vooraf aan het door het college in deze uit gebrachte advies. Het bleek toen dat voor de Leden toch niet alle gewen-te documentatie ter tafel was gelegd en de wens was het punt aan te houden ogi te bereiken dat nog meer documentatie zou kunnen worden verstrekt. Daarvoor bestond geen bezwaar, ma*r spreker heeft toen voorop gesteld pat de documentatie van de zijde van de gemeente volledig was en dat verdere documentatie alleen kon komen van de zijde van de bioscoopexploitanten, Nadien zijn enkele maanden verstreken en men heeft het dossier langzaam

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1956 | | pagina 95