fir
De heer DE JiiEGER zegt met "belangstelling naar de verdediging van de Wethou
der te hebben geluisterd. Hij zou gaarne enkele dingen hierop willen antwoorden.
Als spreker het goed verstaan heeft, dan heeft de Wethouder gezegd dat hij enkele
hoofden van scholen gesproken zou hebben en dat hem zou zijn medegedeeld dat voor
1956 de vergoeding te laag zou zijn. Dat is niet aan ondergetekende gezegd, maar
dat staat in de stukken, in het advies van de inspecteur van het Lager Onderwijs*
Haar aanleiding hiervan komt de inspecteur tot de conclusie:"Ik geef in overwe
ging voor het gewoon lager onderwijs het bedrag vast'te stellen op minstens of
tenminste - dat zegt voor spreker niet veel -op 37?Dit stelt hij naar aan>
leiding van de besprekingen met de schoolbesturendat is dus de inspecteur ge
weest en niet spreker.
Dan heeft de Wethouder gezegd dat hij een oude statistiek heeft aangehaald.
Spreker is zo vrij dit te betwisten. Deze statistiek staat in het Katholiek On
derwijzersblad van 2 juni"en hij gelooft niet dat het onderwijzersblad met oude
kost naar voren zal komen. Als het dat zou doen, gelooft hij wel dat de onderwij
zers zo capabel zouden zijn om daarop te attenderen.
Dat het bedrag zo hoog mogelijk opgevoerd moet worden kan spreker niet di
rect zeggen, dat ligt niet in zijn lijn, maar waar de inspecteur spreekt van ten
minste"- volgens de Wethouder althans - meent hij wel te mogen verwachten dat^het
bedrag iets hoger zou zijn. Spreker is het er mee eens dat er gelegenheid^is in
beroep te komen binnen drie maanden, maar hij gelooft niet dat het onderwijzend
personeel zo gemakkelijk in beroep zal gaan omdat het dan zeer moeilijk^is voor
de mensen"met de inspecteur samen te werken. Spreker gelooft het hierbij te kun
nen laten®
De heer BUTIJM heeft gesproken over vaststelling aan de hand van de vergoe
ding in andere plaatsén. Dat schijnt gewijzigd te zijn, zodat hij daarop^geen
recht kan doen gelden. Maar het zou zijns inziens toch wel interessant zijn om
het te weten. Spreker vreet wel, iedereen moet zijn eigen boontjes doppen, maar
hij vindt het interessant te weten wat in iedere plaats betaald wordt. Als andere
plaatsen hogere of lagere bedragen geven, zullen zij dit ook wel kunnen motiveren
Hij wenst bij de tijd te blijven met de onderwijsvergoedingen die de gemeente
moet betalen. Men moet zich kunnen spiegelen aan andere gemeentenen men moet
niet in de- fout vervallen van jaren geléden toen deze vergoeding inderdaad te
laag was en het onderwijs er onder leed. Er staat in de Grondwet dat het onder
wijs een eerste zorg is voor de regering en daar moet men dan rekening mee hou
den, Spreker zou graag ter oriëntatie willen vreten wat andere gemeenten betalen,
al is dat dan niet nodig om het als basis te laten vormen»
In de tweede plaats zou spreker willen vragen, in verband met de toestand
in het onderwijs welke in Brabant bestond enige jaren geleden;"Is over het onder
wijs in Brabant een rapport samengesteld?'»' Dar rapport moet altijd nog komen,
daar wacht men nog altijd op. Het schijnt min of meer in de doofpot te gaan om
dat het niet erg gunstig is naar hij heeft gehoord. Wanneer Burgemeester en Wet
houders dit rapport hebhen ontvangen, zou spreker het graag willen zien.
De heer NOORMAN" stelt zich op het standpunt dat de inspecteur van het onder
wijs in de eerste plaats de aangewezen man is om het bedrag van deze vergoeding
vast te stellen en hij meent te moeten aannemen dat de inspecteur van 'het onder
wijs dit van harte toegedaan is en dat deze al het mogelijke zal doen dat goed.
onderwijs gegeven kan worden. Bovendien heeft de inspecteur een groot rayon onder
zich,waardoor hij beter vergelijkende cijfers heeft dan de Raad, die het alleen
plaatselijk kan vreten. Als de inspecteur zegi.s"Dat is voldoende", kan spreker
niet inzien, of men moet kwade trouw veronderstellen, dat het bedrag niet hoog
genoeg zou zijn. Spreker begrijpt niet wat hier nog over te praten valt. Als er
bezwaren komen van de schoolbesturen die aan de hand van de cijfers kunnen aanto
nen dat het te laag of te hoog is, dan is het iets anders. De discussie draait
er nu omsls het te laag of niet? De inspecteur zegts"Het is voldoende". Wanneer
hetinderdaad te laag zou zijn, is het aan de schoolbesturen om er tegenop te ko
men, Hij zou willen vragen of het viel eens gebeurt dat schoolbesturen zich ver-
zetten tegen deze vaststelling,
"Zij zullen er zich wel voor wachten", zegt de heer DE- JAEGER»
De heer HOUTMAN meende van de heer de Jaeger te hebben beluisterd dat zijn
statistiek van 1954 was. Hij heeft het dan verkeerd begrepen. Spreker twijfelt
echter aan het percentage dat genoemd is. Hij twijfelt niet aan de mededeling
van de"heer de Jaeger, maar aan de juistheid van de lectuur welke hij heeft in
gezien, De laatste statistiek,uitgebracht over 1955? beeft spreker voor zich en
daar staan de cijfers in aangegeven.
Wat betreft de vraag van de heer Butijn over het rapport van de provincie,
dat is nog niet uit. Zodra het uit is en de gemeente heeft bereikt, bestaat er
geen bezwaar tegen en is het vanzelfsprekend dat, wanneer er interesse voor be
staat, het rapport aan de Raad ter inzage zal worden gegeven.