11
T5 ossier nr, 215 'J)«
-11-
XXI. VOORSTEL TOT HET VERLENEN VM EEX VOORSCHOT OF DE VERGOED MG. INGEVOLGE ARTI
KEL 75, EERSTE EX TWEEDE LÏÏU Ï)ER kIËïïTERÓÏTOEKWÏJSWET AM DE BESTUREN DER
BIJZONDERE KLEUTERSCHOLEN OVER HET JAAR 1956.
(Dossier nr. 208"d)«
(Verzameling 1956, nr. 146).
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXII»VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VAN HET BEDRAG PER LEERLING, DAT VOOR HET JAAg.
1956 VOOR BUITENGEWOON"LAG-Elf^ïroËRVTIJS SCHQLENVOORyroONYiFAGEMAMPKINDEREHj
BESCHIKBAAR GESTELD "ZAL WORDEN.
(Verzameling 19569 nr, 147)»
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXIII.VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VAN HET BEDRAG PER LEERLING. DAT VOOR HET JAAR
1957 VOOR BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS BESCHIKBAAR GESTELD ZAL WORDEN.
Dossier nr, 215 J)
Verzameling 1956? nr. 148)»
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXIV,VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VM HET GEMIDDELD BEDRAG PER LEERLINGDAT VOOR
HET JAAR 1957 RESPECTIEVELIJK VOOR GEWOON, VOORTGEZET GEWOON EN UITGEBREID
LAGER ONDERWIJS BESCHIKBAAR GESTELD ZAL WORDEN.
(Dossier nr. 211 B),
(Verzameling 1956? nr. 149)»
De heer BUTIJN ziet dat het nieuwe bedrag voor het volgend jaar hoger gesteld
is dan het"bedrag van het vorige jaar en dat men afgegaan is op het advies van de
inspecteur. Hij acht de inspecteur zeker bevoegd tot oordelen, maar hij dacht dat
het uitgangspunt anders moest zijn; dat, als men geen openbare school heeft, het
uitgangspunt moest zijn wat gemeenten van gelijke grootte en standing betalen,
maar niet een bepaald bedrag dat de inspecteur meent te moeten stellen. Heeft
men hier inderdaad de hand gehouden", vraagt spreker, "aan de voorschriften dat,
ïiranneer ter plaatse geen openbare school is, het gemiddeld bedrag moet?rorden ge
nomen van scholen in de omgeving?". Hij kan zich voorstellen dat dit niet gebeurd
is, maar hij zou willen wéten hoe het wel is geschied. Spreker heeft gehoord dat
■Eindhoven 46,betaalt. Dat lijkt hem verbazend hoog. Hij zou graag geïnfor
meerd worden naar het bedrag dat gemeenten van gelijke grootte geven.
De heer DE JAEGER heeft met verwondering kennis genomen van dit stuk."Zoals
men weet", zegt hij, "heeft ondergetekende er bij de vaststelling van het vorige
bedrag op gehamerd, toen dit bedrag op 52,50 werd'gesteld, dat het wel aan de
krappe kant was". Temeer verwondert het hem dat de uitkering voor gewoon lager
onderwijs nil, op f 37?gezet wordt. Toen spreker de stukken bestudeerde die hier
over ter inzage lagen, heeft hem dit nog meer gefrappeerd omdat het advies van de
inspecteur, waaraan het college zich anders altijd zo strak houdt, nu een enigs
zins kleine afwijking gaf. Er staat o.a, in het rapport dat de inspecteur in over
weging geeft het bedrag voor gewoon lager onderwijs vast te stellen op minstens
37,--» -Toen spreker vorig jaar een aanmerking maakte, werd gezegd dat het advies
van de inspecteur gevolgd werd en dat men daar moeilijk van af kon wijken. Anders
is de inspecteur altijd positief, maar nu houdt hij een armslag waar hij zegt;
"Minstens 37,Men heeft kunnen lezen bij het advies dat de inspecteur geeft
dat hij uit de bespreking met de schoolbesturen de indruk gekregen heeft dat het
bedrag voor 1956 niet geheel toereikend zal zijn voor dekking van de kosten, ten
zij men bezuiniging en vermindering toepast ten nadele van het onderwijs»
Als hij goed is ingelicht, dan zijn de bedragen in het zuiden van heiland
tegenover boven de Moerdijk aan de lage kant. Hij heeft zich de laatste tija in
deze materie verdiept en hij heeft daarbij inzage gekregen van een statistiek vari
het centraal bureau welke gegevens bevat over de uitkering, waaruit blijkt dat
in 1954 door 29% van de gemeenten een bedrag"van'35,of hoger was vastgesteld,
terwijl in 1955 dezelfde lijn gevolgd werd door 43/^van de gemeenten. Als men de
statistiek verder doorleest, komt men tot de ontstellende conclusie dat 23/^ van
de kosten zijn bestemd voor instandhouding van gebouwen en terrein, 2"]% voor meu
bilair en leermiddelen en 44^ voor verlichting, verwarming, schoonmaken enz. Als-
men die cijfers gevoeglijk kan aannemen, dan schiet er voor leermiddelen een be
trekkelijk klein beetje over. Spreker Y/eet wel, men kan altijd in beroep gaan als