-11-
ren.0 lat zal naar hij veronderstelt hij andere leden ook zo zijn geweest. Trant wa
re dat wel het geval, dan zou het rapport namens de commissie zijn aangeboden.
loor de heer van Doorn zijn al enkele punten naar voren gebracht die ook'bij
hem kritiek hebben ondervonden. Spreker heeft ook bij het nalezen van het rapport
tientallen kruisjes en een aantal vraagtekens gezet, waaruit blijkt dat hij op
verschillende onderdelen kritiek heeft. Hij gelooft dat, wanneer men een derge
lijk rapport zo uitvoerig namens de commissie had willen aanbieden, dit ten enen
male onmogelijk zou zijn geweest, omdat er te veel punten van verschil zouden zijn.
Wanneer men een rapport had moeten brengen dat wel de instemming van de commissie
heeft, had men veel beknopter moeten zijn. Spreker gelooft dat het niet helemaal
onjuist is dat de oommissie als zodanig het rapport niet heeft onderschreven maar
dat het uitgegaan is alleen van de secretaris. Op het grote geheel heeft het rap
port wel de instemming van de gehele Raad. Het grote geheel, de belangrijke stuk
ken, kunnen zeer goed dienen als leidraad van wat verder zal moeten gebeuren.Het
lijkt hem niet noodzakelijk dat op ieder onderdeel ieder lid van de Raad het er
mee eens zal zijn. Mevrouw Juten heeft door de opmerking die zij gemaakt heeft
aangetoond hoe moeilijk het is om straks tot samenwerking te koiaen. Wanneer men
direct de Bergen op Zoomse problemen naar voren brengt, zoals de grenswijziging
te Halsteren, trapt men direct op zere tenen en dan ziet men wel welke grote
moeilijkheden er zijn wanneer men bovengemeentèlijk moet samenwerken en tegelijk
de eigen belangen in het oog zou moeten houden.
Yerder wil spreker hier niet op ingaan. Zijn collega de heer van Doorn heeft
er genoeg over gezegd, maar hij meende als lid der commissie er deze opmerking
even over te moeten maken»
De heer HERTOGH is zeer dankbaar dat men deze avond de behandeling heeft van
het rapport. Dat doet hem. bijzonder genoegen, omdat West-Brabant op de dag van
vandaag onder grote belangstelling komt te staan. Dat zij als arbeidersbeweging
afdeling Bergen op Zoom en kring Bergen op Zoom van de arbeidersbeweging zeer ge
ïnteresseerd zijn bij het geval, is naar zijn mening wel bewezen, 'Hij zou willen
opmerken aan het adres van de heer van Doorn - misschien heeft hij hem verkeerd
begrepen - maar hij zou toch willen vragen waar in feite deze zaak geboren is.
Hij kan wel uit de school klappen dat dit bij de K.A.B. is geschied. Deze zaak is
geboren in het afdelingsbestuur van de K.A .B., doorgewerkt in de fractie en be
handeld bij het. begrotingsdebat door de fractie-voorzitter. De K.A.B. is er dus
wel degelijk bij geinteresseerd als arbeidersbeweging en men is ook overtuigd
dat het gewenst is voor de arbeiders dat het Brabant goed gaat» "Wij zijn er dus;
bij betrokken", zegt spreker, "als arbeidersbeweging". En dat hij ook persoon
lijk interesse heeft, heeft men kunnen lezen in de pers, waarin de arbeiders hun
visie hebben gegeven in kleinere vorm.
Spreker hoopt dat dit niet een bespreking zal zijn van het eindrapport,maar
een begin van een groots werk waar men allen mee gebaat is.
De heer MUSTERS zegt het rapport met buitengewone belangstelling te hebben
gelezen. "Men zal begrijpen", zegt hij, "dat mijn belangstelling o.a. ook uitging
naar de agrarische kwestie". Hij weet dat het een moeilijke materie is en hij
weet ook dat, als het rapport werkelijkheid- of gedeeltelijk werkelijkheid wordt,
er offers zullen gevraagd worden van land- en tuinbouw. Hij is overtuigd dat,als
de commissie komt met een aanvullend rapport, met deze belangen rekening zal wor
den gehouden en hij hoopt dat, als het rapport in deze werkelijkheid wordt, de
agrarische kwestie de bijzondere belangstelling zal hebben van alle leden.
De VOORZITTER lijkt het goed te beginnen met enkele formele dingen reuht te
zetten. Door de heer Ratsma is dit reeds gedeeltelijk gedaan, hij heeft reeds
recht gezet wat men thans eigenlijk voor zich heeft.
"Wij hebben voor ons", zegt hij, "het eindrapport van de commissie die inge
steld is om na te gaan of inter-gemeentelijke of bovengemeentelijke samenwerking'
gewenst of nodig was op sociaal economisch gebied en welke vorm van samenwerking
men zou moeten hebben. Daaromtrentis tweemaal een rapport uitgebracht aan de
Raad. De eerste maal in april 1955» Daarbij is vastgesteld door de commissie en
blijkbaar door de Raad aanvaard,' dat voor deze gemeenschappelijke economische en
sociale problemen die in de zuid-westhoek van Brabant bestaan voorshands geen
grond is voor bovengemeentelijke samenwerking in publiekrechtelijke zin. Daarbij
werd opgemerkt dat voor bijzondere economische 'en -sociale belangen in voorkomende
gevallen gebruik gemaakt wordt van zulk een regeling waarover men reeds beschikt
ten aanzien van het buitengewoon lager onderwijs en de schoolartsendienst. Men
kan dus tot bespreking komen wanneer overleg gewenst wórdt geacht en dat overleg
kan leiden tot een gemeenschappelijke doelmatige actie» Omtrent de meest geëigen
de vorm van overleg en het gebied waarbinnen overleg plaats moet hebben, had men,
nog geen klaarheid verkregen en daarover heeft op verzoek van de Raad de commissie