II n -8- Bonden en in andere grote steden. Deze zelfde soort jongelui vindt men - en dat heeft spreker bijzonder getroffen - ook in de grote steden van Rusland, in Moskou en Leningrad, waarover hij in de Manchester Guardian een correspondentie las» -En tenslotte kreeg hij dezer dagen een studie in handen van een Oostenrijkse socio* loog, die in dezelfde geest schrijft over de jeugd in We enen Hieruit "blijkt, vol gens spreker, dat men dit verschijnsel niet anders mag zien dan als een onderdeel, een facet van een, hij meent wel te mogen zeggen, wereldverschijnsel dat zich openbaart, dat tot in een samenleving, welker geestelijke en culturele waarden onder de invloed van de industrialisatie het opkomen van allerlei nieuwe vormen van communicatiede steeds grotere snelheid kortom; de vertechnisering en binnen kort "ook de ontwikkeling der atoom.-energie, met grote snelheid aan het wijzigen zijn» Dit alles is oorzaak van een ingrijpende verandering van de algemene menta liteit en levensgewoonten? kortom we staan op het ogenblik op een kentering van de tijd» Dit alles verder uit te werken acht spreker alweer niet nodig, maar als een klein bewijs van een zekere eenzijdigheid van het rapport acht spreker het gesig naleerde toch wel van belang» Iets anders gezegd; het verschijnsel der lanterfan tende jeugd in Bergen op Zoom is geen bijzonder streekverschijnsel maar onderdeel van een algemene mentaliteitswijziging., die voortvloeit uit de maatschappelijke veranderingen die zich overal aan het voltrekken zijn. Op een andere bladzijde wijst de heer Slootmans op het militaire karakter dat Bergen op Zoom vanaf 1570 toen het vestingstad werd heeft gehad en hij wijt het daaraan dat de economie zich niet kon ontwikkelen en de verarmoeding intrad. Spreker gelooft dat de auteur zich ook daar een beetje verschreven heeft. Spreker is zeker geen voorstander of aanhanger van het militairisme, maar hij gelooft toch dat de economische betekenis van de opeenvolgende garnizoenen voor de stad Bergen op Zoom niet bepaald gering is geweest. Dit blijkt ook wel hieruit dat, wanneer er een vuiltje aan de lucht kwam en van opheffing van het garnizoen werd gesproken, heel de burgerij dn het geweer kwam om de soldaten toch maar hier te houden."Wij middenstanders, wij kamerverhuurders, wij kunnen ze niet missen", werd alom geroepen» Spreker meent dat dit voorbeeld en de zo even gegevene. symp tomen zijn van zekere overdrijving die het geheel van wat, naar hij reeds gezegd heeft, een buitengewoon goed stuk werk is, ontsiert» Spreker zou nog een laatste voorbeeld'willen noemen. Op bladzijde 22 wordt enkele malen geschreven over de woningbouw. Men bouwt te kleine woningen en men moet er op toezien dat er niet te veel 'kleine woningen worden gebouwd. In ver band daarmee herinnerde spreker zich een studie in "Socialisme en Democratie" het wetenschappelijk maandblad van de P.v.d.A», van de hand van de heer Bommer, die in de Tweede Kamer algemeen als een groot specialist wordt beschouwd. Deze schrijft"Men zegt nogal eens graag, dat de nieuwe huizen zoveel kleiner zijn dan vroeger. Dit moge opgaan voor de duurdere huizen, het geldt nadrukkelijk niet voor de arbeiderswoningen» Wij behoeven daartoe geen vergelijking te maken met de troosteloze arbeidersbuurten, die het liberale kapitalisme tegen het einde der vorige eeuw deed verrijzen» Wij beschikken1over-meer recent vergelijkingsmateriaal. De woningwetwoningen die in de periode 1927-1 S3'5 werden gebouwd hadden een gemid delde inhoud-van 221 Mjpvoor die van de jaren 1957-1940 was het gemiddeld 242 M3» Yan de na-oorlogse woningwetwoningen was de gemiddelde inhoud in 1947 281 M3? 1949 tijdelijke daling als gevolg van Korea-conflictDaarna een stijging die in 1954 opliep tot 254 MJ en in. 1935 voortzette1''. Dit betekent naar spreker meent dat ook de zo vaak gehoorde klacht- dat de woningbouw zich althans op dit gebied verkeerd ontwikkelt, niet juist is, maar dat er wel degelijk een - verbetering ten goede in zit» Eu zou men na deze opmerking van spreker kunnen denken, dat hij niets anders dan kritiek uitoefent» Dat is echter allerminst zijn bedoeling. Hij acht het nut- teloos om op de verschillende onderdelen en de tot slot geconcludeerde cijfers efl. feiten in te gaan, maar hij zou zich willen aansluiten bij wat de vorige spreker" al heeft doen zien, namelijk dat op dit ogenblik West-Brabant, waarvan Bergen op Zoom dan ongetwijfeld wel een belangrijk middelpunt is, in volle evolutie ver keert niet alleen, maar dat de ontwikkeling die het tegemoet gaat naar alle waar schijnlijkheid stormachtig zal zijn» Wanneer men de verschillende kranten.ziet - het Brabants Nieuwsblad heeft - er zeer goede dingen van geschreven en spreker -heeft ook in de Nieuwe Rotterdam mer Courant het een en ander gevonden waaruit blijkt dat de uitbreiding van de ha ven van Rotterdam in de toekomst zal worden gezocht in zuid-oostelijke richting,, terwijl er bij het Haringvliet binnen afzienbare tijd een satelietstad verwacht wordt van meer dan een millioen inwoners,-dan kan het niet anders of men komt on der de indruk van deze ontwikkeling» Wanneer men de geprojecteerde Zoomse weg be kijkt, dan begrijpt men eerst goed welke functie Bergen op Zoom en de West-Bra-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1956 | | pagina 217