hun economisch bestaan hadden gevonden maar hun geestelijk levensgeluk hadden verloren, heeft hij zich een ogenblik glimlachend afgevraagd of deze laatste con clusie inderdaad door het wetenschappelijk instituut was getrokken, bat is natuur lijk niet zo. Zoals het daar staat, kan er alleen maar sprake zijn van een minder gelukkige formulering, maar met dat al heeft spreker moeten denken aan het beroem de woord uit Goethe's Iphigenie"bu sprichst ein grosses Wort gelassen aus". Spreker heeft het voorrecht gehad in zijn niet meer zo korte leven met aller lei levenskringen en met allerlei soort mensen in aanraking te komen. Met vele mensen is hij tot uitwisseling van gedachten en van levensvisie gekomen, baarbij heeft hij ervaren, dat het met het levensgeluk ook van ongelovigen nog wel los loopt. Hij heeft gemeend dit te moeten zeggen, omdat, wanneer op deze passage in het rapport niet gereageerd wordt, men zou kunnen concluderen dat de juistheid van de daarin vervatte bewering erkend wordt. En dit doet spreker en dit doen zijn geestverwanten zeker niet. Spreker wil nu een paar andere punten noemen die hem hebben getroffen als eigenlijk te zijn een uitvloeisel van een al te grote hartstocht, van een al te grote geestdrift van de auteur. Wanneer deze het heeft over het streek-volks- karakter dan zegt hij weinig vleiende woorden, maar ziet dit karakter eigenlijk als een historisch product van de drang - laat hij zeggen - van de Staatse over heersing, in de tijd dus dat Brabant Generaliteitsland was. Spreker kan daar moeilijk in komen, 3h de eerste plaats heeft, voor zover hij wat van sociologie weet, niet alleen de omgeving, maar ook de aanleg wat met de vorming van het ka rakter van een mens en van een bevolkingsgroep te maken. Het gaat om wat de En gelsen zo pregnant noeméni nature and nurture, om de natuurlijke aanleg en om de invloed van de omgeving» be heer Slootmans ziet - al dan niet terecht, dat laat spreker in het midden - als kenmerken van dit volkskarakter een geringe mate van verantwoordelijkheidsgevoel, een zekere listigheid, een zekere berekende passi viteit en schrijft een en ander op rekening van de Staatse overheersing. Spreker gelooft dat het net zo goed omgekeerd kan zijn gegaan in deze zin dat de Staatse overheersing zich zo gemakkelijk heeft kunnen doen gelden, omdat het karakter van het volk, wat d&t betreft, w&s zoals het w&s. ban komt men dus min of meer tot de vraag van de eerst aanwezigheid van kip of ei, beze vraag zal spreker deze avond niet trachten te beantwoorden, maar wel moet hij, naar hij meent, vaststellen dat de heer Slootmans hier wetenschappelijk uitglijdt wanneer hij alleen maar de economische en' de politieke overheersing noemt. Eenzelfde bedenking voelt spreker voor wat-hij in vroeger tijd bij voorbeeld reeds bij het lezen van het boek van Gerard Khuvelder "Vanuit het wingewest" een' paar maal genoteerd heeft, namelijk dat er in Brabant een rancune complex zou leven» Om te beginnen zou spreker wil len opmerken, dat men ook in andere delen van ons land achtergebleven gebieden heeft. Hij wil o.a. wijzen op brenthe en op de zuid-oosthoek van Friesland en die van Groningen, baar heeft men niet de vorm van overheersing gekend die Brabant gekend heeft, maar daar is men tot voor kort evenzeer verwaarloosd. Spreker ge looft niet dat de overweging dat het mëislr om Brabant ging een betekenende rol heeft gespeeld, maar dat veeleer van invloed is geweest dat de economische en po litieke aantrekkelijkheid van de streek vooralsnog niet groot genoeg was, be eco nomische belangrijkheid van deze streek heeft zich buitengewoon ten gunste gewij zigd, be vruchten der industrialisatie ziet men allerwege om zich heen en even redig daarmee groeit ook de 'bereidheid van de regering om deze streek te hulp te komen. Overigens ziet spreker een aanleiding om niet te geloven in de systematic sche achterstelling van Brabant, in het feit dat de laatste vijftig jaar er in Nederland geen regering is geweest - op twee na gelooft hij - waarin de politieke Katholieke invloed niet zeer sterk was» Het komt hem onwaarschijnlijk en onaanne melijk voor dat dit Katholieke deel van al die opeenvolgende regeringen zou heb ben meegedaan aan een systematische verwaarlozing van dit gebied, wanneer daar bij niet ook deze andere omstandigheid in het spel was geweest van de vooralsnog minder belangrijke economische betekenis, bit alles is op het ogenblik sterk aan het veranderen, mede door de Benelux en parallel daarmee ziet men thans bij de regering de behoefte en de bereidheid ontstaan om behulpzaam te vrezen, be heer Slootmans heeft het ook over jongelui die o.m. in Bergen op Zoom hun ledige tijd op straat doorbrengen en daar de levensjaren die zij zouden kun nen besteden aan inspanning om in de wereld vooruit te komen door studie enz, verniksen. Ook dit is naar sprekers mening eenzijdig gezien. Het is een goed jaar geleden dat het weekblad "Vrij Nederland" een serie artikelen heeft gebracht over een soort knapen die iedere avond op de Nieuwe bijk en de Haarlemmerdijk te Am sterdam worden aangetroffen en daar de bijnaam van "Nozems" dragen, bat zijn jon gelui die er op hun manier buitengewoon netjes uitzien, specialiteit zijn in het bezoeken van bioscopen, het roken van grote aantallen sigaretten en het met man nelijke blikken monsteren en schatten van de vrouwelijke jeugd. Spreker las ech ter in diverse binnen- en buitenlandse bladen, dat men deze jongelui ook vindt in

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1956 | | pagina 216