•t i! ov Be overige 1200 ha betreffen grasland, waarvoor drinkwater moet aangevoerd worden wegens de vergaande verontreiniging van Mark, Steenbergse Vliet en Boomvaart, 600 ha van de 2000 ha heeft zout grondwater.(25 Om de wateroverlast te bezweren is thans reeds de bemaling gewenst van 1300 ha.(26) De zand gronden daarentegen hebben volgens de zelfde onderzoekingen sterk te lijden van verdroging. Deze onvoldoende watervoorziening brengt in de zomer een ernstige beperking mee in de keuze van te verbouwen gewassen» Onder de 82000 ha zandgrond in westelijk Brabant komt 34.700 ha bouwland voor met gemiddeld 27%, bruto-opbrengst depressiej waarvan 27,300 ha bouwland met een bruto-oogstdepressie van meer dan 16%,. Het grasland in dit gebied omvat 41,500 ha met gemiddeld 26%, bruto-opbrengst depressie, waarvan totaal 28,500 ha grasland met een bruto oogatdepressie van meer dan 15/0, (27) het Zowel voor'klei sis voor het zandgebied dienen derhalve maatregelen getroffen, om tot een betere waterbeheersing te komen. Ook deze voorziening is weer gekoppeld aan de z.g, kanalenkwestiewant als het kanalenplan tot verwezenlijking kwam, zou tevens de waterbeheersing aan de orde komen, %o wordt ook deze regulsrisatie voor waterovervloed en watergebrek maar steeds uitgesteld ten nadele van de mensen. Hen der gevolgen is dat na afloop van de suikerbietencampagne het zeeklei gebied een grote werkloosheid kent. De gemeenten, diegrenzen aan deze landbouw streek ondervinden daarvan de weerslag (Bergen op .goom, Roosendaal, Etten). Onder de aldaar wonende losse handarbeiders is bovendien de werkloosheid ook in de zomer heel groot. (28) Aangezien het zandbodri.if v/einig landarbeiders telt is hier geen sprake van geregistreerde werkloosheid. ®el is daar een potentieel overschot aan gezins- arbeid aanwezig. Deze kan volgens de "Oommissie ter bestudering van de ruimtelijke ordening in de L&ndbouw" opgevangen worden door een te vervrachten rationalisatie en intensivering, welke een belangrijke stijging van de arbeidsbehoefte per ha en per bedrijf ten gevolge heeft. (29) Het zandgebied onmiddellijk grenzende aan de klei, vormt evenwel een soort overgangsgebied, want vele zandboeren bebouwen ook kleigrond.(30) Daarom valt het te betwijfelen of voor de gemeenten ten zuiden van Bergen op loom opgaat wat de zojuist genoemde commissie meent. Dit gebied heeft immers de grootste aantallen geleverd van de mensen, die naar het westen des lends zijn afgevloeid.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1956 | | pagina 177