11 -19- UK .VOORSTEL TOT HET VERHOGEN YM HET PRESENTIEGELD VOOR DE LEDEN DER STEMBU REAU 1 S TER VERKIEZING YM BE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN -GENERAAL DE PROVINCIALE STATER ER LE GEMEENTERAAD. (Dossier nr, 2 C)V~~ (Verzameling 1956, nr. 85). De heer ASSELBERGS meent dat deze regeling van hoger hand is gekomen. Hij zou er echter de aandacht op willen vestigen dat dit presentiegeld, doordat de zittingen nu verlaat worden, aan de krappe kant is."Misschien is het goed", meent hij, "dit te Levoegder plaatse door te geven» Iemand die in de fabriek'werkt en kinderen heeft verliest er niet alleen loon, maar ook kinderbijslag mee"» Spreker kan zich voorstel len dat zo iemand geen behoefte heeft om in een stembureau te zitten. Hij vindt het echter niet juist dat deze zaak die voor de gemeenschap gedaan moet worden in bepaal de gevallen aanleiding kan geven tot persoonlijke kosten» Spreker meent dat de ont wikkeling van dit geval iets bij de praktijk achter blijft. De heer HOUTMAN deelt mede dat 15,het maximum bedrag is. Hoger kan men niet gaan. In zeer veel gemeenten wordt dit maximum bedrag niet betaald. Er zijn zelfs gemeenten waar men helemaal geen presentiegeld geniet op grond van het feit dat men liet daar als een burgerplicht beschouwt. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van Burge* meester en Wethouders besloten. XXX* H0'JA YAN BEMERKINGEN HAAR AANLEIDING YM GEDANE SUGGESTIES MET BETREKKING TOT BELASTINGPERCENTAGES VOOR SPECIALE FILMVERTONINGEN (Dossier nri 115 p (Verzameling 1956, nr. 110). De heer BROEKMANS meent dat men wel zal hebben verwacht dat hij van deze nota wel wat zou zeggen,, Wanneer hij even in herinnering brengt de laatste vergadering van deze Raad en het besluit dat toen is gevallen om de bioscoopbelasting van 35 tot 25?& te verlagen, dan komt hij tevens tot dat gedeelte van de kwestie dat toen aan het college in nader onderzoek is gegeven, namelijk de artikel I-films en de Nederlandse films. Spreker is het college dankbaar, met dien verstande, dat men zijn verzoek om op korte termijn te rapporteren hieromtrent zo ter harte heeft genomen. Korter had het namelijk niet gekund. Of de resultaten van dit onderzoek hem bevredigen is een vraag waarop hij in min der lovende zin en zeker niet bevestigend kan antwoorden. Als hij mag aannemen dat zijn geacht medelid de heer Ratsma, die de Nederlandse films aan zijn voorstel toe voegde, wel tevreden kan zijn vanwege de op dit punt door het college gedane toezeg gingen, dan moet hij wel constateren dat er met'betrekking tot de door hem bedoelde films bij het college geen consideratie bestaat»' Dat betreurt hij ten zeerste, omdat naar zijn mening het college zich hier onthoudt van het voeren van een beleid. Blijk baar kan het college alleen tot een werkelijk beleid komen wanneer het Nederlandse films betreft. Hij vindt dit nogal eng, Er is toch een wereldproductie waarin Neder land nog niet eens een plaats, laat staan een plaatsje heeft veroverd. Spreker kan zich voorstellen dat de loop die de behandeling van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen in deze Raad heeft genomen voor het college niet prettig is ge?/eest. Het feit dat het standpunt van het college door de Raad wordt afgewezen komt maar sporadisch voor. Maar dat neemt toch niet weg dat er met betrekking tot de filmvoorstellingen in deze gemeente en met betrekking tot de bioscoopbelasting van eèn beleid sprake zal moeten zijn. Uit alle studie en discussies die omtrent de ver laging van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen zijn gehouden en gevoerd is tenminste een beleid te voorschijn gekomen. De Gemeenteraad heeft in meer derheid beslist dat de omstandigheden zodanig'zijn gewijzigd, dat het niet langer aangaat om het percentage op 35?° te handhaven» De motivering van dit beleid was niet gebaseerd op de overwegingen welke het college had doen gelden en zo vasthoudend heeft verdédigd, om het percentage op 35?° te houden. Spreker constateert dit nog eens met nadruk. Door het besluit tot verlaging onderschreef de Raadsmeerderheid de waarde van algemene overwegingen. De Raad zag de positie van Bergen op Zoom tegenover andere gemeentende Raad zeg de billijkheid om de bioscoopbelasting aan de gewijzigde omstan digheden aan te passen, de Raad zag de sociale functie van de bioscoop zowel voor de" ingezetenen van de stad als die van de omgeving. Als hij het allemaal goed heeft be grepen dan speelde bij het college niet meer dan de vrees van daling van een post op df "begroting. Het percentage Is nu zo en heeft hij de nota van het college goed ver staan, dan is het niet bereid te gedogen dat er nog een milimeter aan verwikt wordt,- mét uitzondering dan van die Nederlandse films. Spreker zou zijn eigen inzicht en standpunt in deze kwestie verloochenen wanneer hij toch niet tegen dit standpunt opponeerde. Want hij vindt het geen juist standpunt.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1956 | | pagina 164