•~35~
Artikel III,
"1. Het in de vierentwintigste regel van artikel 4 onder letter B, ge
noemde belastingbedrag van 18.voor bioscoopvoorstellingen
n^ar oppervlakte-tarief wordt gewijzigd in 13,
"2, De achtentwintigste en negenentwintigste regel van artikel 4 on-
der letter B vervallen.
- Artikel IV,
"Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste vrijdag
"van de maand volgende op die waarin het bericht van de Koninklijke
"goedkeuring wordt ontvangen'.'
Ten aanzien v-n het tweede deel vnn zijn voorstel zou de heer
BROEKMANS dit willen voorstellen, dat Burgemeester en Wethouders zo
wel de kwestie van de artikel I-films als de kwestie van de Nederland
se speelfilms op korte termijn aan een n-der onderzoek onderwerpen en
de Raad zo spoedig mogelijk hierover zullen berichten.
Het voorstel wordt gesteund door de heren Ratsma, Hertogh en van
Mechelen.
De VOORZITTER deelt voor wat betreft het voorstel van de heer
Broekmans, die het voorstel van de heer Ratsma heeft overgenomen om
een nader rapport van het dagelijks bestuur te vragen met betrekking
tot de films bedoeld onder artikel I van de Bioscoopwet; en met betrek
king tot een 10fo tarief voor de Nederlandse speelfilm, mede, dat het
college gaarne bereid is hierover op korte termijn de Raad een rapport
te doen toekomen.
Naar zijn mening zijn de beraadslagingen over deze zaak zeer uit
voerig geweest en zou hij willen voorstellen de beraadslagingen te
sluiten en tot stemming over te gaan.
Degenen die nog met een korte verklaring hun stem willen motive
ren wil hij daartoe nog de gelegenheid geven.
De heer DE MOOR wilde twee vragen stellen, en wel ten eerste:
wordt het voorstel van de heer Broekmans door het college overgenomen?
"Neen", zegt de T~00RZITTER.
De heer DE MOOR zou voorts willen vragen of ook de vermakelijk
heidsbelasting voor noodlijdende verenigingen hiermede wordt herzien.
"Zeer zeker niet door dit voorstel", zegt de VOORZITTER, Daar kan
hij op het ogenblik ook verder geen toezeggingen over doen.
De heer VAN DOORN heeft in het voorstel iets gehoord over opper
vlakte-tarief dat verlaagd zou worden» Dat is echter nog niet in dis
cussie geweest.
De VOORZITTER zegt d-t over het algemeen belasting wordt geheven
v-n de bruto entreeprijs, maar daarnaast kan het geheven worden naar'
de oppervlakte. Dat is voor verschillende vermakelijkheden, ook voor
bioscopen mogelijk» Het zou onbillijk zijn de belasting op de entree
prijzen,wel te verlagen en niet tegelijk de daarmee corresponderende
belasting op de oppervlakte.
De heer BROOS zegt d-t het allerminst in zijn bedoeling ligt te
gaan discussi'êren met zijn confrater de heer Houtman, maar hij zou
graag zijn stem motiveren»
De situatie is zo, dat na de laatste afwijzing van" het verzoek
v-n de bioscoop-exploitanten deining is ontstaan en verzet geresen is
in de stad in de kringen van de middenstanders en de arbeiders. Voor?
hem persoonlijk is dit aanleiding geweest van deze zaak een diepere
studie te maken, waarbij bij hem een aantal vragen gerezen zijn. In
de eerste plaats of het afwijzend standpunt van Burgemeester en Wet
houders en de Raad wel juist is gezien. Hij wil voorop stellen dat hij
■zich bij zijn bestudering niet heeft laten leiden door het sentiment,
maar dat hij tot een bepaalde conclusie is gekomen zuiver op grond van
rechtvaardigheid en billijkheid. De circulaire van 20 februari 1954
heeft herhaaldelijk een punt v-n bespreking uitgemaakt in de Raadsver
gadering, ook deze avond, In de laatste alinea van deze circulaire is
duidelijk vermeld dat de mogelijkheid open is, als de verlaging geboden
zou zijn, om de subjectieve uitkering te verhogen. Deze circulaire
laat zijns inziens aan duidelijkheid niets te wensen over. Yan een de
finitieve afwijzing is geen sprake, de mogelijkheid tot uitkering
blijft aanwezig»
Een tweede overweging is het aantal gemeenten dat heeft verlaagd»
Het is bekend dat in 310 gemeenten een of meer bioscoopbedrijven zijn