-30- tinggelden. Hierbij komt nog dat de belastingbetaler een andere is dan degene op wie de belasting volgens de bedoeling van de wetgever moet drukken, namelijk de bioscoopbezoeker, dat is de belastingbetaler, Gezien het verloop der prijzen en die der bezetting van de biosco pen komt men tot de conclusie dat de bioscoophouders, gebruik makende ven de gunstig© economische omstandigheden, niet alleen de verhoogde exploitatiekosten maar ook de verhoogde belasting op de bezoekers heb ben weten af' te wentelen. Hiermee wordt dus de bewering dat het on juist is te zeggen de bioscoophouders te laten betalen omdat het hun goed gaat weerlegd, He bioscoophouders zijn wel de belasting-inners, maar niet de belastingdragers, Een belangrijk facet in deze hele materie is de zogenaamde cultu rele film, In overleg met de exploitanten werd door de Raad een bepa ling in de verordening opgenomen dat voor culturele films 20io wordt gehe Yen» Hierdoor werd de bioscoop-exploitant in de gelegenheid gesteld zijn inkomsten te verhogen door vertoning van culturele films. Dit was naar hun mening niet mogelijk bijeen percentage van 35» Dat dit een succes was blijkt uit de met deze films gemaakte hoge recetten, onaf hankelijk van het hierop drukkende belastingpercentage. Het is namelijk zo, dat in afwachting van de beslissing van de commissie of het een culturele film is de entree-prijzen worden verhoogd en wanneer daarna de commissie de film cultureel verklaart komt de aftrek van 15i ook te recht bij de bioscoophouders. Het is inderdaad waar dat van tevoren niet vaststaat voor de exploitanten of het gereduceerde percentage zal worden toegepast. Het is niet mogelijk om in een verordening of reglement de eisen aan te geven waaraan films moeten voldoen om voor reductie in aanmer- king te komen. De reductiebepalingen van toepassing te verklaren op al le films die onder artikel 12e lid van de Bioscoopwet vallen is ge zien de ruime interpretatie die door de Centrale Keuringscommissie aan dit artikel gegeven wordt zeker niet aan te bevelen. Overigens dient men niet uit het oog te verliezen dat de reductiebepaling in het leven ge roepen is om de mogelijkheid open te stellen dat culturele films kon den worden vertoond zonder risico voor dp bioscoopondernemers, Gevreesd Y/erd namelijk dat de culturele films een lagere opbrengst zouden geven, Het tegendeel is waar gebleken, Op deze gronden kwamen Burgemeester en Wethouders met het. afwijzend advies aan de Raad op 29 juli 1955, Ia dit afwijzend advies heeft er een onderhoud plaats gehad met de directeur van de Bioscoopbond en het dagelijks bestuur, namelijk met ondergetekende,En het is deze directeur die in zijn schrijven van 18 september 1955 verwijst'naar het aangename onderhoud dat hij heeft ge had. Hij gaat dan verder in dit schrijven enkele punten toe te lichten die door spreker als vragen gesteld zijn. Maar hij gaat niet zo ver, wat begrijpelijk is,, om. enkele vertrouwelijke mededelingen die hij gedaan" heeft in zijn brief vast te leggen, "Begrijpelijk,Mijnheer de Voorzit ter", Spreker sou de laatste geweest zijn, gezien de vertrouwelijkheid van de-se mededelingen die de directeur van de Bioscoopbond gedaan heeft, daarop inbreuk te doen, Y/are het niet dat enkele vertrouwelijke mede-; delingen in een later schrijven en in de houding van de Bioscoopbond zelf en van de exploitanten hier ter stede indruisen tegen de opmerkin gen die vertrouwelijk waren. Spreker zal er niet veel opsommen, maar pr toch gaarne drie noemen. De directeur van de Bioscoopbond begon het on derhoud met de opmerking "Er heeft in de landelijke pers gestaan dat,' wanneer men in' Bergen op Zoom niet kon bereiken dat de belasting naar: beneden ging, zou overgegaan worden tot staking. Mijnheer de Wethouder, dit is in genen dele waar, De Bioscoopbond zal sioh nooit of nimmer ach ter een staking stellen; dat zijn maatregelen de Bioscoopbond onwaar dig", Op de tweede plaats stelde: de directeur - gezien hij op de hoogte was met de cijfers van de exploitanten hier ter stede - dat hij het onbe grijpelijk vond'dat de exploitanten niet genegen waren de cijfers ter tafel te leggen, En op de derde plaats stelde- hij indien het verzoek;: gekomen Y/as van de exploitanten om met de directeur een onderhoud te heb ben met de Commissie van financiën, hij mededeelde dat de Bioscoopbond geen behoefte had in contact te treden met de Commissie van financiën, de voorzitters van de Raadsfracties of de Raadsleden individueel en hij, als er een bespreking zou worden gehouden, deze zou voeren met het dage lijks bestuur van de gemeente, Van deze drie punten zijn er twee volledig bezijden de waarheid,- Want hij heeft gelezen in een schrijven van de lederlandse Bioscoopbond van 28 december 1955 dat op allerlei mogelijke gronden een verklaring

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1956 | | pagina 138