-21-
er_in geenenkele plaats waar tot belastingverlaging werd besloten de
prinsen zijn verlaagd. Het is juist dat in de conclusies die uit het
doorsnee boekonderzoek volgden een verband is gelegd en wel via de ver
hoging van de vermakelijkheidsbelasting, het sterke afnemen van het be
zoek sinds 1947, de stijging van de tarieven,maar ook de belangrijke
kostenstijging. Nogmaals Mijnheer de Voorzitter, ik zie niet in dat er
enige reden zou bestaan om in Bergen op Zoom een afwijzend standpunt in
te nemen en boekonderzoek te vergen. Hoewel ik een opmerking dat ook
geenboekonderzoek is gevraagd bij verhoging van de vermakelijkheidsbe
lasting wel wat ver vind gaan, er zit toch een element van billijkheid
in. Bij dit alles komt nog, dat de bioscoopexploitanten steeds zorg heb
ben gedragen hun theaters niet alleen aan de eisen des tijds te doen be-
antwoorden, maar dat zij ook bij de toepassing van nieuwe technische vin
dingen vooraan stonden, terwijl de verlaging van de vermakelijkheidsbe
lasting in vele plaatsen o.^, ^ls een aansporing werd bedoeld om de veel
al verouderde theaters en installaties een vernieuwing te doen ondergaan,
Hierna wil' ik nog een enkel woord wijden aan het aantal gemeenten
dat is voorgegaan om de vermakelijkheidsbelasting op filmvoorstellingen
"^e verlegen. ^'öthouder heeft in de vorige vergadering ontkend dat dit
90% zou zijn van het aantal gemeenten waar bioscopen gevestigd zijn» Ik
ben zo vrij de Wethouder er op te wijzen, dat, zover mijn inlichtingen-
strekken, deze 90% zeker is bereikt en wellicht overschreden. Het is nu
eenmaal waar, dat dit veelal kleine gemeenten zijn. Plaatsen als Amster
dam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht zijn nu eenmaal dun gezaaid in ons
kleine land. Ik moge er op wijzen dat kortelings Breda nog tot verlaging
is overgegaan en dat aan de Raad van de gemeente Eindhoven een voorstel
is gedaan om de vermakelijkheidsbelasting tot 25% terug te brengen.
Mijnheer de Voorzitter, mijn mening is dat de regering in deze een
halfslachtige houding hee-ft aangenomen. Eensdeels een stok achter de
deur en bij verwijdering daarvan een bedekte dreiging aan de gemeenten
om het volle pond er uit te blijven halen. Van deze bedekte dreiging ge
sproken; De circulaire van Minister Beel is in dit opzicht allerminst
positief. Daarin wordt toch gesteld; zo nodig zal door verhoging van an
dere inkomsten of verlaging van andere uitgaven hierin dienen te worden
voorzien. En vervolgens; mocht hiertoe geen mogelijkheid bestaan en het
een verlaging betreffen die geboden is, en tussen haakjes ben ik van' me
ning dat dat het geval is, al was het alleen maar uit een oogpunt van
rechtvaardigheid en redelijkheid, dan zal uiteraard bij de totale beoor
deling van de financiële positie van de gemeenten hiermede rekening wor
den gehouden.
Door de Wethouder is een vorige maal gezegd, dat in geen enkele ge
meente de subjectieve uitkering is verhoogd met het bedrag dat aan verma
kelijkheidsbelasting _werd gederfd. Ik ben van mening dat de Wethouder ook
niet in staat zal zijn gemeenten te noemen waar de subjectieve uitkering
werd verlaagd met hetzelfde bedrag, In het licht van het besluit van een
90% van het reeds tot verlaging overgegaan aantal gemeenten vind ik dit
bijzonder frappant en uiterst hoopgevend niet alleen, maar bijdragende-
tot een zekerheid welke ik hierdoor heb verkregen, -
Wat mij in de vorige vergadering is opgevallen is het gezegde van'
de Wethouder, dat de post "onvoorzien" in twee maanden tot nul zou zijn
gereduceerd. De Wethouder beklemtoonde hiermede mijns inziens extra'de
betekenis van^de verlaging der vermakelijkheidsbelasting als sluitpost
van de begroting. Er dat ten koste van enkele ondernemingen. Zoals reeds
enige leden hebben betoogd kan ik dit niet anders dan zeer onbillijk vin
den,
Mijnheer^de Voorzitter, na deze uitvoerige uiteenzetting - ik spreek
de hoop uit niet al te veel van Uw geduld en dat van mijn geachte mede
leden te hebben gevergd - waarin ik gepoogd heb nog eens het volle licht
te doen schijnen op wel de meest markante punten in deze kwestie, zou ik,
evenals ik in mijn conclusies heb betoogd, dat het wenselijk en billijk
zou zijn wanneer de Raad opnieuw het verzoek van de bioscoopexploitanten
in behandeling zou nemen, thans willen betogen dat het wenselijk en bil
lijk en voor alles redelijk is wanneer d-e Raad zou kunnen besluiten tot"
verlaging van de vermakelijkheidsbelasting op filmvoorstellingen. Ik heb
o.a. ook overwogen dat toch eens een terugkeer zou moeten plaats hebben-
naar de verhoudingen welke ook vddr de oorlog hebben gegolden en ik be
doelde hierbij bepaaldelijk de naar verhouding wel erg zware vermakelijk
heidsbelasting op filmvoorstellingen. Hoewél de vooroorlogse norm 20 was
heb ik om redenen van een gemakkelijker vergelijk in de Raad 25% willen
voorstellen.