-19- "gedragen voor de aan de eisen des tijds beantwoordende theaters in welk "opzicht deze zich gunstig onderscheiden van andere theaters in de naas- "te omgeving. dat het besluit, dat de Gemeenteraad van Breda nog kort geleden "heeft genomen van betekenis mag worden geacht, ook omdat het verloop, "van de behandeling van het verzoek van de exploitanten te Breda meer- "dere overeenkomsten vertoont met de behandeling van het verzoek van de "exploitanten ter plaatse. dat het een voor de gemeente Bergen op Zoom ongunstige positie zou "betekenen, wanneer Bergen op Zoom als de laatste of als een van de laat- "ste gemeenten zou besluiten tot verlaging ven het percentage van de ver- "makelijkheidsbelasting op filmvoorstellingen, dat de bioscoopexploitanten hun theaters inmiddels hebben heropend "en tot een normale gang van zaken zijn teruggekeerd. dat ondergetekende bij de behandeling van dit verzoek in de yerga- "dering van de Gemeenteraad van 24 februari 1956 heeft voorgesteld het "percentage voor de heffing van de vermakelijkheidsbelasting op-gewone "filmvoorstellingen te bepalen op 25, concludeert dat het om bovenstaande overwegingen wenselijk en billijk zou zijn, "wanneer de Raad zou besluiten tot het opnieuw in overweging nemen van "het verzoek van de bioscoopexploitanten te Bergen op Zoom tot verlaging "van de vermakelijkheidsbelasting op filmvoorstellingen. dat het meest aanvaardbare percentage, gezien het verloop van de "behandeling van het verzoek in de Gemeenteraad een percentage van 25 - "is y Be heer BROEKMANS zou thans willen voorstellen het verzoek van de bioscoopexploitanten opnieuw in' behandeling te nemen, Be heer HOUTMAN zou, aangezien zijn standpunt hetzelfde is als in de vorige vergadering, willen verzoeken eerst met de discussies van d-e Raad te beginnen, waarna hij het woord zal voeren. "Mijnheer de Voorzitter, het zij verre van mij", aldus de heer BR0EKMAM3"een door de bioscoopexploitanten ter plaatse geconstateerd conflict met de gemeente afn te" grijpen om reeds zo spoedig nadat in de vorige Raadsvergadering het verzoek van beide exploitanten werd afgewe zen, hierop in een volgende vergadering reeds terug te komen, ware het niet dat door de reorganisatie van deze exploitanten een situatie in on ze gemeente ontstond die voor enige groepen van de bevolking belangrijke en niet te voorziene gevolgen had. Het is mij bekend, dat meer adressen aan het gemeentebestuur zijn gericht dan het verzoek van Nuijtemans c.s., hetwelk bij de ingekomen stukken is opgenomen, met name o.a, van de mid- denstandsvereniging "St.Olof", hetwelk ik zou. willen beschouwen als een onderstreping van de gehele middenstand op het verzoek van groeperingen daaruit. Neem daarbij de overweging, dat een bepaalde vorm van amusement in Bergen op Zoom was komen te vervallen, die betekenis heeft niet al leen voor de ingezetenen van de gemeente, maar ook voor die van meerdere op Bergen'op Zoom georiënteerde omliggende gemeenten, Be centrumpositie"" van de stad in recreatief opzicht zou bij voortduring van de reorganisa tie zwaar zijn aangetast. En tossen haakjes zou ik er aan willen toevoe gen, dat het allerminst prettig is te vernemen dat de naam van Bergen op Zoom in den lande door deze gebeurtenissen in minder prettige toon werd genoemd. i Mijnheer de Voorzitter, ik moet eerlijk bekennen dat deze en de in mijn interpellatieverzoek vervatte overwegingen mij in eerste instantie hebben bewogen de situatie opnieuw te bezien en mogelijkheden te overwe gen om tot een hernieuwde behandeling te komen, want uit deze overwegingen komt mijns inziens duidelijk tot uiting dat deze kwestie toch niet "rond" is. Ik dank daarom de Raad dat deze mij in de gelegenheid wil stellen deze kwestie opnieuw in behandeling te nemen. Ik acht het hierbij wel van belang nog eens extra diep, met het risico in herhaling te treden, op de ze hele kwestie in te gem, En om bij het uitgangspunt te beginnen ga ik vanzelfsprekend nog eens na, dat bij schrijven van 19 november 1947 een uitnodiging uitging ven het Ministerie van Binnenlandse Zaken, om o.ade vermakelijkheidsbe lasting op filmvoorstellingen aanzienlijk te verhogen* Op grond van meer dere bezwaren en gevraagde inlichtingen werd het standpunt van de rege ring nader gepreciseerd bij rondschrijven van 17 januari 1948, uit welk schrijven wel bleek, dat de uitnodiging was veranderd in een forse om niet te zeggen gebiedende eis. Met name kwam hierbij tot uitdrukking,

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1956 | | pagina 127