-35- De heer VAN DER VELDEN kan het tot zijn spijt niet met de Wet houder eens zijn. Hij is met zijn klachten dikwijls geweest bij ver schillende leden van de Stichting. Er was er zelfs een. die hem waar schuwde dat hij uit moest kijken, anders zou hij in de gevangenis te recht komen. Hij heeft een onderhoud verzocht met het Stichtingsbe stuur, hij is er geweest en hij heeft zijn hele ceel van klachten voorgelezen. De Voorzitter antwoordde daarop dat hij daar op dat ogen blik niet op in kon gaan en het zou nakijken. Spreker heeft er daarna nooit meer iets van gehoord. Met verschillende heren heeft hij er over gesproken, maar altijd zonder succes» "Het schijnt", zegt hij, "dac^ de Wethouder bang is van een Commissie ad hoe". Wanneer er een Commis sie komt - spreker is het met de heer Hest eens - dan wordt er eens een keer klare wijn geschonken. Hij zou met klem willen aandringen op het instellen van een Commissie, om het vuil op te ruimen. De heer NOORMAN kan zich voorstellen dat het werk van de Stich ting door zal moeten gaan en dus de begroting zal moeten^worden goed gekeurd, maar hij blijft voor het instellen van een Commissie om een en ander te onderzoeken. Hetgeen de heer van der Velden heeft opge merkt is zo ernstig dat men er niet zonder meer aan voorbij kan gaan en meerdere informatie noodzakelijk is. Hij zou dan ook willen voor stellen alleen over te gaan tot het instellen van een Commissie ad hoe Dit voorstel wordt voldoende gesteund. De heer VAN DER VELDEN verklaart dit voorstel ook te steunen en trekt zijn voorstel in, De heer HEST zou nog even terug willen komen op de woorden gespro ken door de heer Houtman. Het zou hem pijnlijk aandoen vanavond, wan neer men geen uitspraak zou krijgen ten aanzien van de benoeming van een Commissie, Spreker maakt deel uit van de Stichting en hij zou zich beledigd gevoelen wanneer de Commissie niet zou worden ingesteld,^Hij zou de zaak keurig willen laten onderzoeken. Hij wil op het laatste gezegde van de heer van der Velden niet ingaan, "om het vuil op te ruimen" misschien dat de woorden van de heer van der Velden weer klank zullen vinden en daarom stelt hij er prijs op dat er een Commis sie komt» Wanneer men spreekt van opruimen, dan is spreker voor op ruimen, Spreker voelt zich beledigd omdat hij zitting heeft in heu Stichtingsbestuur en hij hoopt dat Mevrouw Juten en de heer Broekmans dezelfde idee zullen hebben omdat zij ook als Raadsleden zitten in de Stichting. Als men spreekt over de Stichting, dan is dat de hele Stiöh ting. Spreker gelooft het eens te kunnen zijn met de Wethouder, als hij zegt dat er verschillende mogelijkheden bestaan voor de heer van der Velden om bij aan te kloppen en dat hij daar zeker ook gehoor ge kregen zou hebben0 De VOORZITTER gelooft toch niet dat de heer Hest zich beledigd gevoelt door de woorden van de Wethouder, die mededeelde dat Burgemees ter en Wethouders menen een Commissie niet nodig te hebben. Men kan zich zijns inziens toch niet beledigd gevoelen over het vertrouwen dat Burgemeester en Wethouders in de Stichting stellen. De heer HEST merkt op dat deze zaak nu naar buiten is getreden en hij acht het daarom gewenst dat ze verder wordt onderzocht. De heer RATSMA is onaangenaam gestemd over het verloop dat deze discussie in de Raad krijgt. De heer van der Velden heeft bepaalde grieven, terecht of ten onrechte, dat kan hij niet beoordelen. Hij heeft met het bestuur van de Stichting blijkbaar allerlei onaangenaam heden beleefd en hij maakt nu gebruik van zijn lidmaatschap van de Raad om hier in het openbaar deze dingen naar voren te brengen en het bestuur van de' Stichting en defaut te stellen. Spreker moet beginnen met te stellen dat hij dit niet kies vindt, om het zacht te zeggen» Hij gelooft dat een Raadslid nooit met zijn eigen belangen naar veren moet komen. Wanneer de zaak werkelijk zo ernstig is, dan had hij een ander Raadslid in de arm moeten nemen om deze zaak uit de doeken te^ doen, De heer van der Velden heeft vrij uit kunnen spreken, hij heeft een ernstige klacht geuit tegenover het bestuur van de Stichting.Wan neer deze eenmaal geuit is, is er misschien iets voor te.zeggen om,nu de zaak er eenmaal ligt, ze uit de doeken te doenj maar gezien de mo tivering aan het slot, waar hij zegt:"We moeten het vuil maar eens opruimen', zou aanvaarding van het voorstel kunnen betekenen dat de Raad met groot wantrouwen tegenover dit bestuur staat. Spreker heeft dit wantrouwen vooralsnog niet» Het is mogelijk dat een enigszins te slappe leiding is gevoerd.Hij krijgt die indruk ook wel uit wat de hee

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1955 | | pagina 68