-2 To
rnaar deze verlichting is van zodanige kappen voorzien dat dit licht
niet valt in de afbuiging naar de Balsebaan. ha 11 uur 's avonds
gaat er om de lantaarn een uit en dan wordt het helemaal miserabel.
Spreker zou graag zien dat op donkere avonden iemand eens ging kijken
wanneer de verlichting van de hoofdverkeersweg op halve kracht brandt.
Men zal het er dan zijns inziens roerend mee eens zijn dat er te wei
nig licht is. Spreker zou graag hebben dat dit toch nog eens een keer
goed bekeken werd.
De heer MUSTEES leest in de eerste alinea van het antwoord van
Burgemeester en Wethouders: "Tegenstelling tussen de verlichting
hoofdverkeerswegen en binnenstadstraten is logisch en zal altijd moe
ten blijven bestaan". Spreker vindt het logisch als de tegenstelling
maar niet te groot is. De tegenstelling tussen de verlichting in de
hoofdstraten en de zijstraten is echter zeer groot. Hij heeft de moei
te genomen de laatste 14 dagen eens te gaan kijken in enkele straatjes
en werkelijk, er zijn er bij waar men toch wel eens iets zou moeten
doen. Hij gelooft ook dat met een beetje goede wil en wat oud mate
riaal er best wat aan te doen zal zijn.
De heer LEIJS heeft zich afgevraagd uit welke overwegingen de
vraag van de heer van der Velden naar voren kwam. Men kan redeneren
wanneer men de vraag stelt de lantaarn in de Balsebaan te verplaatsen
naar de Parallelweg, dat men deze lantaarn dan naar de goede verlich
ting trekt en dat zou spreker toch moeten ontraden. Op het kruispunt
is de Balsebaan goed verlicht. Een andere vraag is misschien:Moet er
een lantaarn bijgeplaatst worden in de Balsebaan. Dan ligt de zaak an
ders, dan gaat men de verlichting sterker maken, maar wanneer men al
leen "de lantaarn verplaatst in de richting Parallelweg maakt men de
Balsebaan donkerder.
Door de heer Musters is gezegd:De binnenstad is goed verlicht
maar de kleine straatjes onvoldoende. Hij geeft toe dat het vrij nor
maal is dat'de binnenstad meer verlicht is, dat de primaire straten
beter verlicht zijn dan de secundaire. Spreker let hier ook geregeld
op en hij is tot de conclusie gekomen dat de binnenstad vrij intens
verlicht is en de rest minder goed. Hoe meer men de binnenstad, de ci
ty, intenser gaat verlichten, wordt het andere deel van de stad naar
verhouding vanzelf minder.
Wat de verlichting van de kleinere straten betreft, de verbetering
hiervan staat op het 4e plan, dat nog niet door de Raad is aangenomen»
Dat plan voorziet in het plaatsen van verschillende lantaarns in de
kleinste straten. Als de toestand heel erg is, dat er noodzakelijk een
lantaarn bij geplaatst moet worden, dan wordt dat gedaan. Hog maar
pas is er een lantaarn bij geplaatst in de Penstraat en de Molstraat.
Wanneer er bezwaren zijn in sommige straten, wordt er zeker een lan
taarn bij geplaatst.
^De heer VAN DER VELDEN wilde speciaal de aandacht vestigen op de
afbuiging van de Parallelweg naar de Balsebaan» Men moet daar beslist
eens gaan kijken en men zal het er zijns inziens dan zeker over eens
zijn dat daar een lantaarn bij geplaatst moet worden»
Volgnummer 182. Bevordering van de verkeersveiligheid.
De heer^SCHEPPIHK wilde de aandacht vragen voor de Antwerpse
straat, speciaal het gedeelte tussen Kloosterstraat en van Dedem-
straat. Daar worden veel auto-s geparkeerd en als de wielrijders daar
voorbij moeten dan kan het niet anders of er moeten ongelukken gebeu
ren. Over het algemeen staan de auto's geparkeerd tot tegen het trot
toir, waardoor de fietser de straat op moet. Spreker vraagt of dit
niet kan voorzien worden door te bepalen dat op dat stukje geen auto's
geparkeerd mogen worden. Als men de hoek om komt rijden, zit men er
zo tegen op. Mogelijk zou hier een wachtverbod gemaakt kunnen worden.
De VOORZITTER meent dat het niet juist is hier een wachtverbod
in te stellen. De auto's moeten in elk geval van de hoek vandaan blij
ven, dat is een voorschrift van het wegenverkeersreglement.
Dehe er SCHEPPINK.zégt dat men eens op drukke tijden, b.v, op Za
terdagmiddag moet gaan kijken hoe druk het" daar is, vooral ook op
feestdagen in België. Dan is het daar naar zijn mening levensgevaar
lijk.