1 -31- harideld, indien deze aanvrage een juiste aanvrage was, dan gelooft spreker ook niet dat hij met de heer Butijn mee kan gaan wanneer hij veronderstelt dat Bergen op Zoom achter ligt, Bij de kwestie onderwijs is door verschillende fractievoorzitters gesproken over ambachtsschool en kweekschool. Spreker wil vooropstel len dat de kweekschool een volledige rijksaangelegenheid is, terwijl de ambachtsschool een rijksaangelegenheid is tot een bedrag van 7Öfo. En naast de kwestie rijksaangelegenheid speelt bij de ambachtsschool de schoolvereniging mee?» Als spreker zich niet vergist heeft de heer Ratsma de vraag gesteld of een tweejarige cursus ambachtsschool ?/el voldoende is. Deze is niet voldoende en het'bestuur van de ambachts school, waarin alle 'categorieën van Bergen op Zoom vertegenwoordigd zijn, zal zeker streven naar uitbreiding van de cursus tot een 3 of 4 jarige. Tot slot, afgezien van enkele kleinere punten, komt spreker dan aan de financiële kwestie en dan kan hij vooropstellen, dat de finan ciële kwestie van de gemeente, namelijk de financiële verhouding tus sen rijk en gemeente, in de lucht hangt. Op 12 September bood de zogenaamde Commissie-Oud aan de Ministers j; van Binnenlandse Zaken en van financiën een voorstel aan inzake de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeente voor de jaren 1953-1955. Het Regeringsvoorstel werd echter pas op 30 Juni 1953 bij de Tweede Kamer ingediend. Op 5 November d.a.v, verscheen het voorlo pig verslag, doch de Memorie van Antwoord bleef uit tot 21 Mei 1954. De lange wachtperiode moet mede worden verklaard door het feit, dat de regering eerst meer inzicht wilde hebben in de resultaten van de opbrengsten van gewijzigde rijksbelastingen, waarnaast als gevolg daarvan ook een compensatieregeling voor de verlaagde personele belas ting moest worden ontworpen. Nadat van regeringszijde een nota van wijzigingen was verschenen en verschillende Kamerleden amendementen hadden ingediend,, vond de openbare behandeling in de Tweede Kamer plaats op'8 - 9 en 13 Juli, De ingewikkeldheid van deze materie recht vaardigt een zo lange behandelingsperiode niet, stellig niet, wanneer daardoor de gemeenten een wetloos tijdperk hebben moeten doorleven van 1 Januari 1953 af en zij ook thans bij het opmaken van de ontwerp begrotingen voor de dienst 1955 zich nog niet kunnen verlaten op een' wettelijke regeling. Met name de gemeenten die een .verzoek hebben in gediend om de toekenning van een subjectieve bijdrage, dat zijn-zij het niet theoretisch dan toch wel practisch-de gemeenten, die met be grotingstekorten te worstelen hebben, varen voorshands in de mist, wat het zich op hun financiële positie betreft, omdat de vaststelling van die bijdrage nog wel geruime tijd op zich zal laten wachten, al is men reeds lang met de voorbereiding van deze beslissing aan het werk. Zolang de desbetreffende beschikkingen evenwel niet zijn afge komen, kennen deze gemeenten de feitelijke toestand van hun budgetten niet en derhalve evenmin de mogelijkheden welke daarin besloten lig gen, Een ongewenste en voor de gemeentebesturen hoogst onaangename situatie, welke aan een goed beleid in de weg staat. Helaas liggen de feiten echter zo en men kan slechts hopen, dat de besluiten omtrent de aanvragen om subjectieve verhogingen van de algemene uitkeringen met voortvarendheid worden genomen, als eenmaal de wet het Staatsblad zal hebben bereikt. Die wet zal dan gelden voor vijf en niet voor drie jaren, zoals aanvankelijk werd voorgesteld. De gecompliceerdheid van' het probleem en de grote moeilijkheden waarop men stuit bij het vin den van een definitieve oplossing en de vele voorstudies, onderzoekin gen en berekeningen enz, die daaraan te pas komen, maakten verlenging van de werkingsperiode tot en met het jaar 1957 noodzakelijk, zoals de Minister van Binnenlandse Zaken betoogde. De Kamer verenigde zich daarmede en de nieuwe regeling zal derhalve gelden voor de jaren 1953 1957. Dus alles zweeft thans nog in de lucht. Door de heer Ratsma is bij de algemene beschouwingen de vraag ge steld waarom men de reserve niet heeft aangetrokken om de begroting kloppend te maken, terwijl hij gevraagd heeft of er een redelijke kans bestaat dat de uitkering komt. Spreker meent hierop reeds een antwoord gegeven te hebben. Cok is door de heer Ratsma gevraagd of de 4| ton in 1953 gebruikt zijn, ja dan neen. Vorig jaar werd het tekort uit de. reserves geput hoofdzakelijk om vertraging van de goedkeuring van de begroting te voorkomen. Bovendien was er toen de verwachting dat er toch een bijzondere uitkering zou volgen, ,Nu de begroting voor 1954

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1955 | | pagina 31