net de Voorzitter van het Sportpark in de Raad veel zuiverder zal'
zijn dan wanneer een buitenstaander, geen Raadslid, Voorzitter is.
Daarnaast gelooft spreker ook dat het wenselijk zou zijn dat de
Raad van Beheer van de Stichting inderdaad voor een groter deel zou
bestaan uit nensen die kennis hebben van de sport en niet alleen uit
mensen die in sommige gevallen wel enigszins ondeskundig op sportge
bied zijn.
Spreker zou er inderdaad ook sterk voorstander van zijn dat het
contact met de verenigingen die op het sportpark spelen nauwer wordt
aangehaald door middel b.v. van een vertegenwoordiger uit deze ver
enigingen in de Raad van Beheer, zodat men verschoond blijft van al
le mogelijke wisse-wasjes die nu langs een omweg moeten gebeuren en
niet ter ore komen van de Sportparkcommissie,
De heer RATS MA. zegt, wanneer hij nog even het woord vraagt over
deze aangelegenheid, het niet is omdat hij een oordeel zou hebben
over alle punten die in deze en in de vorige Raadsvergadering door
de heer van der Velden naar voren zijn gebracht. Spreker gelooft dat
het ondoenlijk is voor hen individueel als Raadslid om van al deze
punten op de hoogte te komen, tenzij men allen daarnaar persoonlijk
een onderzoek zou instellen. Hij gaat uit van het standpunt dat het
beheer van het sportpark, zoals de Raad dat in handen gelegd heeft
van de Stichting, dat dit de juiste wijze van beheer is, In ieder ge
val beter dan dat dit door een ambtelijk college zou gebeuren, In de
ze Stichting kan men namelijk mensen betrekken uit de burgerij die
voor sport voelen.en die zich aan dit werk geheel belangeloos kunnen
en willen wijden. Hij vindt het juist zo belangrijk wanneer men de
burgerij op dergelijke wijze in het werk voor het algemeen belang
kan inschakelen. Daarom betreurt hij het dat op deze stichting en op
het werk dat vrijwillig door dit bestuur wordt gedaan,"dat daar een
critiek op is uitgeoefend op de wijze zoals is gebeurd.
Spreker is helemaal niet van Mening dat door de Raad van Beheer
geen fouten zouden kunnen worden gemaakt en ook is hij niet van mening
dat er geen critiek op zou kunnen worden uitgeoefend, maar hij gelooft
dat, waar de Raad zover hem bekend is nog nooit of te nimmer klachten
over de Raad van Beheer hebben bereikt, het onjuist is dat men nu
plotseling hier in het openbaar een dergelijk sterke, forse critiek
laat horen, die naar zijn mening niet vruchtbaar kan zijn, omdat ten
slotte de Raad geen uitspraak kan doen, omdat hij de punten niet be
oordelen kan.
Wanneer een Raadslid dusdanig belangrijke bezwaren heeft tegen
de wijze waarop het beheer wordt gevoerd,.zou de enige weg zijn dat
men een commissie ad hoe benoemde die er een grondig onderzoek naar
instelt en pas dan zou, wanneer men naar het oordeel van de onpar
tijdige commissie eer. uitspraak zóu hebben gedaan, in het openbaar
critiek kunnen worden uitgeoefend. Wanneer men doorgaat net op deze
wijze critiek uit te oefenen op alle mensen die zich vrijwillig ge
ven in het belang van de gemeenschap, dan zou het gevolg daarvan wel
kunnen zijn dat men straks geen mensen meer kan aantrekken voor'be-
langrijk werk en dat zou het paard achter de wagen spannen zijn.
Spreker betreurt het dat het college als antwoord op wat de
heer van der Velden in eerste instantie gezegd heeft voor de Raad ter
visie heeft gelegd het antwoord van do Raad van Beheer, Spreker meent
dat dit ook onjuist is. Hij gelooft dat de Raad alleen antwoord kan
vragen aan het'college van Burgemeester en Wethouders en wanneer men
hier een rapport krijgt van de Raad van Beheer dan is het begrijpe
lijk en het is ook gebleken uit wat door de heer van der Velden is
gezegd, dat men de Raad van Beheer opnieuw gaat aanvallen. Dat moet
men zijns inziens voorkomen. Men heeft in de Raad alleen te maken met
het verantwoordelijk college van Burgemeester- en Wethouders en hij
wenst ook alleen, met dat college te spreken. Spreker wil verder op al
lo punten niet ingaan, dat zou geen zin hebben. Er zijn veel punten
in het betoog van de heer van der Velden"waarop hij zou moeten zeg-
gen:"Neen, dat is niet mijn overtuiging". Wanneer hij het heeft over
kinderen uit de vreemde waarvoor wij belasting betalen, dan vindt
hij dat klein gezien. Hij gelooft dat het altijd belangrijk is mensen
naar de stad te trekken, al zijn het kinderen. Men moet niet op korte