-21- De heer BROOS zegt dat de heer Krouwel in tweede instantie op merkt dat de vereniging "Humanitas» nog slechts korte tijd werkzaam, is in Bergen op Zoom,' maar als hij.-.goed is georiënteerd, dan is deze afdeling in December 1952 opgericht. Men zou er dus reeds een behoor lijk resultaat van kunnen verwachten. Hij geeft voorts aan dat het ledental zoals het aan het college werd opgegeven op dat moment 25 bedroeg en dat het is opgelopen naar 37 en thans'reeds 43 bedraagt. Daar zit inderdaad vooruitgang in te constateren. De vraag is echter: "Wat is het criterium dat is öok de vraag van de heer Ratsma - waarop men subsidie moet verstrekken?". Spreker heeft voor zich liggen een verslag van de Tweede Kamer, waarin deze materie, het verstrekken van subsidie aan het humanisme en aan de D.U,W,-kampen waar humanistisch maatschappelijk werk wordt gedaan, aan de orde is. Ofschoon door het college nog geen enkele uitspraak is gedaan, in eerste instantie heeft hij reeds gezegd dat het college zijn stand punt heeft bepaald op objectieve gronden, vindt hij hèt dienstig me dedeling te doen van wat de woordvoerder van de K.Y.P, in de Tweede Kamer, Pater Stokman O.F.M.bij de begrotingsdebatten hierover heeft gezegd: Met de heer Bruins Slot wil ik volstrekt niet aan humanistische '1 organisaties door de overheid onthouden zien datgene waarop zij rede- 'ïlijkerwijze aanspraak mogen doen gelden. Op alle terreinen van het ^maatschappenjk leven eis ik immêrs hetzelfde op voor de Katholieke öen alle andere bevolkingsgroepen. Maar wij moeten daarbij toch van bepaalde criteria uitgaan om willekeur, bevoorrechting of onverant- "woerde uitgaven te voorkomen. Alleen op deze gronden kunnen vraag stukken die direct of indirect met godsdienst of levensbeschouwing 9verband houden tot een bevredigende oplossing worden gebracht. Ver schil van mening over de concrete criteria kan er dan stellig over- "blijven" Spreker zou deze woorden eveneens van toepassing willen brengen bij deze subsidie-aanvrage voor het maatschappelijk werk van "Humani- tas". Hier ligt het criterium bij het aantal leden. Moet dit aantal 100, 200 of 500 zijn vooraleer tot verstrekking van subsidie moet worden overgegaan? Burgemeester en Wethouders hebben zich hieromtrent nog niet beraden,-Men stond op hét standpunt dat het, gezien de wei nige leden, niet verantwoord was. Spreker gelooft dat het inderdaad zo zou zijn dat, wanneer "Humanitas" in de toekomst het ledental be langrijk op zou kunnen voeren, van het college een voorstel in deze richting verwacht mag worden. Spreker kan echter de mening van het college in deze niet vertolken, omdat hierover nog geen uitspraak is gedaan. Door de heer Krouwel is gesproken over Nijmegen en gezegd dat daar wel subsidie is verstrekt, Spreker wil opmerken dat dit specifiek voor gezinszorg was. Hij kan mededelen dat ook Zwolle dat heeft ge daan. Ook Zwolle heeft een subsidie aan "Humanitas" gegeven waar het betreft de gezinszorg. Dat is ook gebeurd in Heerlen, Devraag is thans:"Waar ligt het zwaartepunt en waar zou men er toe kunnen komen om "Humanitas» wel subsidie te verlenen?". Hij kan daarop geen antwoord.geven omdat hij geen ruggespraak met-het college van Burgemeester en Wethouders heeft gehad. Zolang het kleinere leden tal domineert moet hij het voorstel van de heer Ratsma van de hand wijzen, die voorstelt een bedrag'van 25,als een blijk van waarde ring voor het werk toe te kennen. De heer RATSMA zegt dat de wethouder eigenlijk niet ingegaan is op zijn vraag, waarom hij het aantal leden neemt als criterium. Wan neer hij niet voldoende georiënteerd is in het werk van "Humanitas", wat deze vereniging feitelijk- aan maatschappelijk werk doet, dan kan men het voorstel beter aanhouden en zich ëerst wel oriënteren, omdat hij meent dat dit de enige maatstaf is. Het komt er zijns inziens niet op aan hoeveel leden er zijn, al wordt het georganiseerd door 5 mensen5 het komt aan op het aantal zorgengevallen dat de vereniging onder zich heeft en of dat de moeite waard is. Dit zelfde idee wordt toegepast bij het verlenen van subsidie aan andere verenigingen. Men

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1954 | | pagina 174