-16-
wordtbegint men over het algemeen met het ook moeilijk te hebben.
Len^kan aan geen vaste practijk kopen, maar men moet op een andere
manier zijn geld zien te verdienen en het inkomen is dan ook niet zo
hoog. Daarom zou spreker onder alle omstandigheden slechts 50% maxi
mum willen laten terugbetalen.
Dit voorstel van de heer Ratsma vindt echter geen steun.
De heer VA1 DER KUIJL vraagt of het nu mogelijk is, dat nu het
voorstel van de wethouder in stemming wordt gebracht,
,De VOORZITTER merkt op, dat het niet een voorstel van de wethou
der is, maar een andere formulering van datgene wat de heer Ratsma
wenste.
Oe heer VAK" DER KUIJL voelt voor deze aanvulling toch wel wat»
Hij meent dat, aan de hand van hetgeen de heer Kuijpers heeft voor
gesteld het toch wel mogelijk is,van iemand,die een bepaalde studie
aanvangtevoren dit te weten, dat de jongen nooit zo ver zal komen,
da. nij heel veel geld zal verdienen. Er zijn mensen in de maatschap
pij, die een werkkring aanvaarden waarbij het altijd opofferen is en
waarbij men niet veel binnenkrijgt»
De VOORZITTER meent, dat dit tochdingen zijn die niet reglemen
tair zijn vast te leggen. Achteraf ziet men wel, welke positie de be-
trokJtene aanvaardt en dan kan toch nog altijd worden bepaald, welk
bedrag terugbetaald moet worden.
De heer REKKER deelt mede, dat een zelfde opmerking ook is ge
maakt m de commissie van onderwijs, gunsten en wetenschappen. Tal
van personen zullen het kunnen terugbetalen, maar men kan toch ook
niet van tevoren weten, dat een goed gesitueerde over zes jaar nog
gesitueerd isen terug betalen kan,En andersom zullen er mensen zijn,
die aanvankelijk niets kunnen betalen, maar die in betere doen gera
ken en naderhand wel kunnen terug betalen. Wanneer de mogelijkheid be
staat dat na afstudering het geld wordt terugbetaald, vindt spreker
dat ook billijk. Een termijn van terugbetaling staat er niet in, maar
deze zou naar zijn mening op 10 tot 15 jaar gesteld kunnen worden.
De heer RATSMA vindt dat toch wel heel erg.
J 4. w heerBERKER wijst er -op, dat in de Rijksregeling is bepaald,
dat 10% van het inkomen wordt terugbetaald. Dat is toch ook allemaal
vastgelegd. Men kan nooit vooraf bepalen wie kan terugbetalen en wie
niet.
•?e VOORZITTER merkt n»g op, dat burgemeester en wethouders toch -
altijd gevallen aan het oordeel van de raad kunnen onderwerpen. Zou
de raad vinden, dat burgemeester en wethouders te rigoreus te werk
gaan, oxeen te soepel standpunt innemen, dan kan men aan de hand van
de ervaringen met recht en reden een regeling voor terugbetaling vast
stellen. hu men gaat starten vindt hij dat men enige armslag moet
houden.
De heerMUSTERS wijst op artikel 9? waarin toch wordt bepaald,
dat iemand die niet kan terugbetalen, niet behoeft terug te betalen.
Maar-dan zit, men zijn hele leven met een schuld voor de neus",
aldus de heer RATSMA.
De heeipBUTIJN heeft de eer zowel lid te zijn van -de commissie
voor onderwijs, als van -de -commissie voor financiën, zodat hij de be
handeling in beide commissies heeft meegemaakt en daarbij ook de me
ning van de heer Ratsma heeft gehoord. Maar hij gelooft dat de heer
Ratsma nu verder gaat dan in de commissie. In de commissie kwam tot
uiting dat het moeilijk moet zijn vooraf reeds een deel kwijt te
scheldon, maar nu wil hij imperatief voorgeschreven hebben, dat in
alle gevallen 50% kwijt gescholden v/ordt. Er zijn gevallen dat iemand
die gaat studeren te voren weet dat het moeilijk zal zijn het geld
terug te betalen. Iemand die geniaal blijkt te zijn aan de muziek
school en verder studeert, weet te voren, dat het geld niet terug te
betalen is ofdat hij verschrikkelijk armoede zal lijden. In zoverre
zou het mogelijk zijn, dat het amendement.door de heer Kuijpers op
gesteld, toegepast zou kunnen worden en dat men a priori kan zewens
"U behoeft 50% niet terug te betalen". "Voor een dergelijke jongeman
is het ook wel van belang te weten-, dat hij 50% niet behoeft terug
te betalen, daar de commissie 6 a 7 jaar later anders is samenge steld
en er ook anders over zou kunnen denken.