Jong zijn beteekent moed en aandurven van verantwoordelijkheid. •^1 deze kwaliteiten zult gij noodig hebben, Mijnheer de Burgemeester, om uw bestuur van deze stad tot een succes te maken voor U zelve en voor ons, Gij hebt ze immer noodig. Gij hebt ze thans in zorgvolle omstandigh? den meer noodig dan ooit. Indien ik bij deze belichting van uw persoon, op de grens van de noodzakelijke en wenschenwaardige bescheidenheid heb gebalanceerd, dan is dit om aan U en voor het publiek van Bergen op Zoom mijn volledig en zoo ver mogelijk gerechtvaardigd vertrouwen in uw bestuur van onze stad uit te spreken. Onze stad. Wat zal ik U zeggen van onze stad? Moet ik U spreken over haar problemen, voor welker oplossing wij thans zooveel van U verhopen? Ik acht het overbodig deze zaken thans en hier aan te roeren, omdat zij zich vanzelf, en viel vanaf morgen, aan U zullen voordoen en uw energie, uw werkkracht en uw vernuft zullen opeischen om de oplossingen te verkrijgen, die nuttig en goed zijn voor de bevolking en de stad. Ik heb U hooren zeggen, dat gij in de meeste en in sommige, door ons reeds uitdrukkelijk genoemde, zaken onzer stad een onbeschreven blad zijt, en dat gij dit een voorrecht acht, omdat het U de gelegenheid schenkt ze zonder vooroordeel en met volkomen onbevangenheid te benaderen. Ik kan dit met U eens zijn en ik zal daarom geen poging ondernemen de maagdelijkheid van dat blad door bepaalde suggesties te ontsieren. Alleen dit moet ik U in gerechtvaardigde trots en liefde -voor Bergen op Zoom zeggen. Iedere menschelijke gemeenschap is waard om goed bestuurd te worden, doch onze stad is dat in het bijzonder om haar sterke persoonlijke eigenschappen. Velen zullen U zeggen, dat zij onberekenbaar en wispelturig is als een schoon© vrouw, maar ik verzeker U dat zij in werkelijkheid hartelijk en trouw en liefde vol is als een goede moeder. Zij hekelt feilen en fouten al naar de persoonlijke stemming op gemoedelijke of op sarcastische wijze, doch telkens weer weet zij te vergeven en haar vertrouwen, liefde en hartelijkheid te schenken, Het lijkt mij onmogelijk in onze stad te wonen, haar te besturen en niet van ha&r te houden en door haar geliefd te worden. Het is gebruikelijk een beroep te doen op het wederzijdsche vertrouwen, op wederzijdschen steun. Ik wil mij daaraan niet onttrekken, al kan ik daarin kort zijn omdat ik vertrouwen en steun wederzijds vanzelfsprekend vind. Wij vertrouwen op U, Mijnheer de Burgemeester5 gij moogt naar de mate onzer krachten vertrouwen op ons, wethouders, raadsleden, ambtenaren, bevolking. Laat ik, Mijnheer de Burgemeester, dit inleidend woord besluiten met een ©enigszins omschreven gelukwensch* - Het was op een mooien zomeravond in 1935» Een milde zomeravondzon waasde een zacht gouden licht over ons marktplein, kleurde het alledaagsche mooi en het mooie ontroerend van schoonheid. Be markt, dit hart van onze stad, werd tot een machtig stemmingsbeeld van schoonheid en geluk, In mij, toen jong-gekozen raads lid, ontstond bij de mijmering over dit stemmingsbeeld, een plotseling geluks gevoel, dat ik deze stad mede mocht besturen. Als uit een weinig zonlicht en een toevallig denken aan het raadslidmaatschap in mij deze stemming kon ontstaan, dan is het niet anders mogelijk, dan dat gij, bij het vernemen van uw benoeming, en later opnieuw en sterker nog bij het be treden van onze stad als da burgemeester, doordrongen zijt geworden van een machtig gevoel van persoonlijk geluk. Geluksgevoel omdat gij deze stad moogt besturen en leiden. Omdat gij in de eerste en op de hoogste plaats geroepen zijt te arbeiden aan hst geluk, de viel vaart, aan de toekomst van de inwoners ©ener zoo belangrijke stad als Bergen op Aoom. Ik breng dit zuiver menschelijk element van uw persoonlijk geluk daarom zoo gaarne in mijn gedachtengang, omdat ik dit element voor ons, voor onze stad, zoo hoogst belangrijk acht. Gedurende uw bestuursperiode immers, zijn, ik zei het reeds, van nu af uw persoon en onze stad niet meer te scheiden. Met hoe grooter persoonlijk geluk gij in uw ambt treedt, met des te sterker idealisme zult gij uw taak aanvaarden en hoe zuiverder menschelijke voldoening gij beleeft uit het bekleeden van uw ambt, des te sterker zal uw weerstandsvermogen-zijn tegen onvermijdelijke moeilijkheden en teleurstellingen. Als ik U dan namens de gansche stad Bergen op Zoom van harte gelukwensch met uw benoeming en bij de aanvaarding van uw ambt, dan beteekent dat zoowel ons innig gemeend medeleven van mensch tot mensch, als onze sterke hoop, dat uw geluk het onze zal verzekeren. Moge God dat geluk, het uwe en het onze, onder zijn bescherming nemen. En thans, Mijnheer de Burgemeester, verklaar ik U geïnstalleerd1 als burge meester onzer stad Bergen op Zoom,

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1941 | | pagina 62