D0 OORZIÏÜER deelt verder mede» dat nog is ingekomen een schrijven van gede puteerde staten betreffende de in ie voeren verplichting tot het dragen van een uniform door commissarissen van politie en het in verband daarmede wijzigen van de bezoldiging dier functionarissen door het toekennen van een klesdingioelage. Spreker stelt voor, hieromtrent een beslissing te nemen na afhandeling der agenda» Aldus wordt besloten. De VQORZITiER doet dan nog mededeeling van het ingekomen verzoek van den heer Broos om te mogen spreken over loonen en salarissen. Spreker stelt voor deze interpellatie toe te staan na afhandeling der agenda De raad gaat hiermede accoord. De VOORZITTER stelt dan aan de orde punt I van de agenda* VMfSTELLING VAN DE NOTULEN VAM DE VERGADERING VAN PEN RAAD VAN 30 MEI 1941. ronder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze ongewijzigd vastgesteld. ^GEKOMEN stukken. a' jjftnartftpgpt van binnenlandsche zaken en van financiën, resc.dd.25 April en 3 Juni 1941, nr.14914. afd.S.B^Bur.Fjn. en nr.28, generale thesaurie, afd. bfeg footings zaken. Vaststelling van het bedrag der uitkeering, bedoeld in art,3 letter b der wet v&n 15 Juli 1929 (stbl,nr,388), juncto art.5, eerste lid onder 2 der ver ordening 30/1941 voor het uitkeeringstijdvak 1 Mei 1941 - 31 December 1941. b» Gedeputeerd9 atatew van Moord-Brabant. 's-Hertogenboach 18 Juni 1941. G.nr. 6. Q. 111e afdeeling„ Besluit tot vaststelling van het quotient, bedoeld in art,16, tweede lid, van het financieel© verhoudingsbesluit voor het rekeningsjaar 1939, Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten de stukken a en b voor kennia- geving aan te nemen en tegen de vaststelling niet in beroep te gaan, cGedeputeerde staten van Npord-Brabant, 's-Hertogenbosch 28 Mei 1941. G,nr«751, Ille afdeeling 1 Toezending van het besluit van den secretaris-generaal van het departement van binnenlandsche zaken van 15 Mei 1941, nr*17130, houdend© ontheffing van het verbod van art,15^6, alinea 3, van het burgerlijk wetboek, aan P.F,van Kaam, lid van den raad der gemeente Bergen op Zoom, ^©deputeerde staten van ^oord-Brabant. 's-Hertogenbosch 4 Juni 1941, G.nr. 776. IIIc afdealinr. Vaststelling van de gemeenterekening voor het dienstjaar 1939. Gedeputeerde staten van Noord-Brabant, "s-Hertpgenbosch 4 Juni 1941. G.nr. £15-, Goedkeuring van het besluit tot verkoop van een perceel bouwgrond, liggende aan de van Qverstratenlaan, aan Aiph,«sselbergs te Bergen op Z0om, De heer "®IJTS merkt op, dat nu reeds verschillende perceelen grond verkocht zijn onder de voorwaarde, dat deze binnen een jaar na afloop van den oorlog be bouwd moeten worden. Spreker vreet wel, dat het in de tegenwoordige omstandig heden, mede in verband met de materialenschaarschteniet gemakkelijk gaat om te bouwen, maar spreker vreest toch, dat de speculatie bij de than» gevolgde manier van verkoop van deze gronden in de hand wordt gewerkt en meerdere per ceelen aangekocht worden uit een oogpunt van geldbelegging. Spreker vindt dat niet juist. Bovendien zou het op deze wijze kunnen voorkomen, dat iemand, die direct tot bouwen wil overgaan, daarvoor dan geen geschikt perceel van de gemeentelijke bouwgronden meer zou kunnen bekomen. De heer ivISPE is het in deze niet eens met den heer %ijts» Het is spreker bekend, dat perceelen grond door de gemeente verkocht werden, welke voordien door de kinderen als speelplaats werden gebruikt, en nu, in afwachting van de mogelijkheid tot bebouwing, productief gemaakt zijn als bouwland voor het kweeken van diverse groenten e,d. Spreker ziet niet in, wat daar voor bezwaar tegen kan zijn, D© heer HAYBRMANS acht de thans gevolgde wijze van verkoop der gronde» ook geen bezwaar, daar het toch bekend is, dat het bouwen ven nieuwe woningen onder de huidige omstandigheden met groote moeilijkheden gepaard gaat, bovendien is er toch niets op tegen, dat de verkochte perceelen eerder bebouwd worden, ook al is bij den verkoop de bepaling gemaakt, dat de bebouwing binnen een jaar na afloop v&n den^oorlog moet geschieden. Wethouder MOOR kan het bezwaar van den heer Weijts niet deelen, en sluit zich aan bij hetgeen ten deze reeds door de andere sprekers naar voren gebracht werd, Gverigens Wxjst spreker er op, dat er voorloopig nog geen kans bestaat, dat de gemeente aan eenige aanvraag om bouwgrond niet zou kunnen voldoen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1941 | | pagina 51