- 7 -
hoewel ik een voorstander ben om tot liquidatie van het huizen-
bez„t der gemeente over te gaan, maak ik toch aanmerking op het
feit, dat deze gelden niet voor aflossing bestemd worden. Het valt
mij geweldig tegen van wethouder van Hasselt, dat hij niet een an
dere politiek voorstaat dan hij nu in deze volgt. Het is toch een
logisch gevolg van een goed financieel beleid, dat de van den ver
koop van huizen afkomende gelden niet blijven rondslingeren in de
gemeentekas. Als de verkoopsommen binnen komen behooren deze direct
aangewend te worden tot delging van 1 e en in gs schuldenLiefst natuur
lijk van die, welke aangegaan zijn om de huizen te bouwen. Als men
voor de loopende zaken geld te kort komt, dan kan het college van
B W bij den raad voorstellen doen voor een kasgeldleening.
Bij het nu gevoerde beheer kan ik den angst niet van mij afzetten
dat reeds binnen zeer korten tijd zal blijken, dat de huizenobjecten
vervreemd zijn, het geld opgeteerd aan loopende uitgaven en de op
de vervreemde huizen drukkende leeningen in huh'vollen omvang nog
drukken op de kapitaaispositie van onze begrooting. Voor zoover ik
wethouder van Hasselt meen te kennen, is ook hij er zeer zeker van
overtuigd, dat een slecht gevulde gemeentekas de meest zekere stimu
lans is voor een zuinig beheer, vooral wanneer dit toevertrouwd is
aan een college zooais thans zitting heeft.
Bij mijn vorige algeroeene beschouwingen heb ik ook gesproken over
de nieuwe filterinstallatie op de Fondaf, goo eenvoudig als de wet
houder van de bedrijven de oplossing toen voorstelde was zij niet,
zooais de raad in den loop van het jaar heeft bemerkt aan de op
lossingsvoorstellen. De raad had te kiezen uit twee oplossingen,
maar voorgelicht door den directeur en de commissie koos hij den
meest zekeren weg en nam de tweede en beste oplossing, hoewej deze
de duurste was. De raad toonde hierdoor, dat hij liever een - azien-
lijk bedrag meer uitgaf, als dit maar meer zekerheid gaf. Her colle
ge schijnt echter nog niet genoeg geleerd te hebben door alle onaan
genaamheden, waartoe deze filter aanleiding heeft gegeven. Het col
lege heeft de meening van de commissie niet noodig, het heeft lak
aan het genomen raadsbesluit en gaat over tot een derde oplossing
welke, naar mij ter oore kwam, zeer twijfelachtige resultaten zal
geven
Dit is een er gedij k staaltje van de eigengereidheid van dit col
lege. Maar er zijn nog andere; ik wil er nog een aanhalen, wat ook
op de bedrijven betrekking heeft.
De raad nam in zijn vergadering van 27 October 1939 een nieuwe
berekening van het vastrecht voor electr iciteit aan. Hij besloot
dat het gemiddelde van de vier hoogste standen van de maximaalme.ter s
welke worden opgenomen in de maanden October, November, December,
januari, Februari, paart en April zouden gelden en niet de hoogste
stand in eenige maand. Dus naar het gemiddelde van de vier hoogste
oonemingen wordt het vastrecht berekend voor het geheele jaar, aldus
is vastgesteld door het hoogste bestuurscollege in deze gemeente,
door den raad.
B Sz doen alsof dit besluit niet bestaat en geven de bedrijven
opdracht, om één uitzondering te maken en voor deze firma iedere
maand den maximaalmeter op te nemen en naar dien. stand af te rekenen.
Ik beschuldig het college van B W in strijd met de door den raad
vastgestelde verordening een firma te bevoordeelen boven de andere
verbruikers.
Ik hoop niet, dat er een veel ergere beschuldiging aan moet wor
den toegevoegd.
Wethouder MEEHBaCH vraagt of de heer Weijts feiten wil noemen,
daar het college te dezer zake volkomen in het duister tast,
"je heer WEIJTS zegt te doelen op een contract, dat met eer, oe-
paer de firma is afgesloten.
Wr shouéfi'ï1 AEEHBAOH zegt dat met bepaalde firma's wel meer contrac
ten afgesloten zijn, hetgeen geheel overeenkomstig de verordening is
daar het hier speciale contracten betreft. Als de heer Weijts dus
wil zeggen, welk contract hij bedoelt, kan een en ander misschien
meer duidelijk worden.
De heer WEIJTS wil eerst zijn algemeene beschouwing afwerken en
vervolgt daarom;