mmrngrnm
- 5 -
wenschelijk dat de commandant van het Ille legerkorps er ook op ge
wezen wordt, dat tijdens de carnavalsdagen de Zesdaagsche in Antwer
pen gehouden wordt en bezocht kan worden met een gewoon paspoortje,
waardoor de trek naar den overkant van de grens zeer zeker erg in
de hand zal worden gewerkt, indien de carnavalviering hier niet zou
kunnen doorgaan. Vooral het aanvoeren van een dergelijk argument is
naar sprekers meening van veel belang enz.i. zal dan elk weldenkend
mensch - en als zoodanig kent spreker ook generaal van Nijnatten -
het er mee eens zijn, dat ten opzichte van de carnavalviering hier
geen verdere beperkingen moeten worden opgelegd.
De VOORZITTER wil naar aanleiding van de opmerking van den heer
Broekmans op de eerste plaats mededeelen, waarom deze ontwerp-ver-
ordening aan den raad is voorgelegd. Zooals door den heer Bruins
reeds werd uiteengezet, schrijft de Oorlogswet ten aanzien van maat
regelen als hier door den commandant van het Ille legerkorps worden
voorbereid, voor, dat die voor het gebied, dat in staat van oorlog
is verklaard, niet kunnen worden vastgesteld zonder dat eerst over
leg is gepleegd met het burgerlijk gezag. De onderhavige verordening
nu is een wijziging van de politieverordening, welke door den raad
is vastgesteld,en een dergelijke wijziging behoort dus ook aan den
raad te worden voorgelegd. Vandaar dat spreker deze zaak in den
raad moest brengen. Spreker wijst er verder op, dat het overleg,
hetwelk in deze met het burgerlijk gezag moet worden gepleegd,
feitelijk eenzijdig is, omdat hierbij geen sprake is van een over
leg met elkander, doch het burgerlijk gezag slechts gehoord wordt
en de beslissing daarna genomen wordt door het militair gezag.
Wat de carnavalviering zelf betreft, kent de raad sprekers mee
ning en hij behoeft daar dus niet verder over uit te weiden. Spreker
is het volkomen eens met hetgeen door den heer Bruins naar voren
gebracht werd in verband met de Zesdaagsche te Antwerpen, waarheen
ongetwijfeld veel bezoekers van dezen kant van de grens getrokken
zullen worden, indien de carnavalsviering hier onmogelijk wordt
gemaakt. Het doet spreker dan ook genoegen, dat ook uit den raad op
dit gevaar met zooveel nadruk gewezen is.
Ten aanzien van de opmerking van den heer Broekmans over de vele
bals, zegt spreker, dat aan deze geen uitbreiding is gegeven en
steeds streng de hand gehouden wordt aan hetgeen daaromtrent is
bepaald. De feestavondjes ter gelegenheid van het jubileum van een
dansinstituut, waarop de heer Broekmans wees, waren alle besloten
partijen, waarin naar sprekers meening niet veel kwaad kon steken.
Spreker vraagt tenslotte, of de raad er mee accoord gaat om het
geen door den heer Bruins naar voren gebracht is, als de meening
van de meerderheid van den raad ter kennis van den commandant van
het Ille legerkorps te brengen.
De heer v.d.VLUGT zou er wel prijs op stellen, wanneer dan ook
de meening van de raadsminderheid in deze ter kennis van den leger
commandant werd gebracht, en daar deze kwestie in de vorige verga
dering reeds uitvoerig werd besproken, zou het z.i. het eenvoudigste
zijn om de notulen van die vergadering mee te zenden.
De VOORZITTER zegt daar geen bezwaar tegen te hebben. Aan den
commandant van het Ille legerkorps zullen dus de notulen van de
vorige vergadering worden toegezonden, met mededeeling tevens, dat
de raadbij het toen ten aanzien van de carnaval ingenomen stand
punt blijft, terwijl daarbij dan alsnog zal gewezen worden op het
geen door den heer Bruins naar voren gebracht werd.
Aldus wordt door den raad besloten.
De VOORZITTER deelt naar aanleiding van de vraag van den heer
Broos nog mede, dat "Thalia11 als soci'ètelt niet onder de bepalingen
der voorgelegde verordening valt, voor zoover de door haar te geven
bals besloten partijen zijn, welke uitsluitend voor hare leden toe
gankelijk zijn.
De heer BROOS is van meening, dat "Thalia" daardoor bevoordeeld
wordt, hetgeen spreker niet juist vindt. Naar sprekers inzicht
gaat het niet aan, dat in deze voor een bepaalde inrichting een
uitzonderingspositie wordt geschapen en hij acht het alleszins
wenschelijk, dat zulks ook aan den commandant van het Ille leger
korps kenbaar wordt gemaakt.
De VOORZITTER is van oordeel, dat ook de bedoelde legercommandant
hier niets tegen doen kan. Overigens acht spreker het 't beste om
nu verder de beslissing van dien commandant af te wachten.
WBWIaiis»cM