- 3 - I - ¥7 noTz£8 A, Sen ander naar gevolg van September Is de gestadige stijging der prijzen, vooral van de eerste levensbehoeften, waarvoor ten deele een distributiedienst reeds is ingesteld. Vele kleine misdeelden, kleine zelfstandigen, zakenlui, kortom de geheele middenstand gaat aan den lijve voelen wat dat beteekent. Wat zal de reaotie zijn: zal weer in een vicieuzen cirkel worden rondgedraaid? Het klinkt eigenaardig in dit verband te gaan spreken over het feit, dat de financieels toestand van de gemeente geen zorgen baart. Wel is men gekomen tot het plafond van de belastingen in het gemeen telijk bestel. Immers, de reserves mogen nu aangetast worden, zoodat de begrooting daarmee kloppend te maken is als dit bij de uitkomsten van de rekening 19^0 zal blijken noodig te zijn. Fraai is het middel allerminst, maar ook op dit gebied is in deze tijden de kinderhand gauw gevuld, Zoo ben ik dan gekomen aan het einde van een reeks sombere gelui den met hier en daar een straal van hoop voor de toekomst op bepaald gebied. We moeten maar trachten optimistisch te leven. Morgen gaat het beter, moeten we maar hopen. U, Mijne Heeren van den raad, zij met uwe gezinnen een gezegend en goed nieuwjaar toegewenscht. Moge de geesel van den oorlog Europa spoedig verlaten en moge ons vaderland door God gespaard blijven van alle rampen. Moge de eendracht, die onder ons aan het groeien is, uitgroeien en ons brengen daar, waar wij moeten zijn: een eendrach tig volk van Bergen, een krachtig Nederland. Zoo zij het! Door applaus betuigt de raad zijn instemming met deze woorden. De VOORZITTER stelt dan aan de orde punt I van de agenda: I. Commandant van het Ille legerkorps, St.K.17 Januari 19^-0, sectie Toezending van een concept-carnavalsverordening ingevolge art.10 Van de Oorlogswet. (Voorgesteld wordt omtrent dit stuk de meening van den raad te mogen vernemen. De VOORZITTER licht de ontwerp-verordening nader toe en wijst op de gevolgen van de voorgestelde bepalingen ten aanzien van de carna valviering. Waar deze ontwerp-verordening bij het gemeentebestuur is ingekomen, nadat de raad zich omtrent de carnavalviering reeds had uitgesproken, zal spreker alsnog gaarne de meening van den raad te dezer zake vernemen. De heer BROOS wil op gevaar af, dat zijn stem weer als een wan klank zal zijn, toch een enkele opmerking over deze aangelegenheid maken, al is spreker daarbij tevens van meening, dat het hopeloos zal zijn nog bezwaren tegen deze verordening te maken. De machten achter de schermen hebben in deze wel goed gewerkt, zegt spreker, en hij kan de werkloozen gelukkig prijzen, voor wie thans blijkbaar een tijd van bloei zal gaan aanbreken, daar immers de bevolking is aangespoord om de gelden, welke anders voor de carnaval zouden worden besteed, nu te gebruiken voor christelijke naastenliefde. Of dit laatste nu ook inderdaad zal geschieden, betwijfelt spreker echter ten zeerste. Wat de ontwerp-verordening zelf betreft, vraagt spreker, of de daarin vervatte bepalingen ook van kracht zullen zijn voor "Thalia"? De heer BROEKMANS is van meening dat door deze zaak opnieuw in den raad te brengen, weer nieuwe verwarring ten aanzien van deze materie zal worden gesticht. In de vorige vergadering toch is de kwestie der carnavalviering reeds uitvoerig in den raad besproken, en daarbij is gebleken, dat de bevoegdheid ten deze geheel bij den burgemeester en het college van B W berust, terwijl de raad zich ook in meerderheid vereenigde met de door B W ten aanzien van de carnavalviering voor 19^0 bereids getroffen maatregelen. De missive van den commandant van het Ille legerkorps, welke nu aan de orde is, en die gericht is aan den burgemeester, had naar sprekers meening dan ook gevoeglijk door den burgemeester beantwoord kunnen worden, waarbij deze dan tevens de reeds uitgesproken meening van den raad aan dien commandant had kunnen kenbaar maken. In dit verband wil spreker den Voorzitter dan ook vragen, of het wel juist is, dat leze ontwerp-verordening ter beoordeeling aan den raad is voor gelegd? Naar sprekers oordeel wordt de hieromtrent toch reeds be staande verwarring er nog grooter door en kan een en ander slechts aanleiding geven tot onnoodige debatten. Spreker is met de bepalin gen der Oorlogswet nu niet precies op de hoogte en zou daarom gaarne vernemen, of artikel 10 van die wet aan den commandant van het Ille legerkorps inderdaad de bevoegdheid geeft om in aangelegenheden als leze op zulk een ingrijpende wijze op te treden. Wanneer dat werke-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1940 | | pagina 4